Interview met Johan van
Sleeuwen op 1 maart 2007, aanvullende gegevens werden
gevonden door Marc van den Berkmortel. |
|
Op nieuwjaarsdag 1945 stortte
er een vliegtuig neer op 'het Lijnt'.
Datum |
1 januari 1945 |
Tijd |
9.45 uur |
Plaats van crash |
Gemeente Erp, Keldonk (Lijnt) |
Vliegtuigtype |
Fw 190A-8 |
Vliegtuig nummer |
175049* |
Eenheid |
5./JG6 |
Eerste vlieger |
Lt. Karl Grabmair |
Karl Grabmair was op 26 december
1923 in Scheuerhof (Duitsland) geboren. Hij kwam om bij
de
'crash'. In de collectie van de heemkundekring van Erp
“Erthepe” brvindt zich het polshorloge van Karl Grabmair.
Er is de volgende beschrijving van gemaakt: horloge van
Karl Grabmair, luitenant bij de Luftwaffe (geboren
26-12-1923 te Scheuerhof). Zijn vliegtuig, een Focke
Wulf 190 A8, steeg in het kader van de operatie
Bodenplatte op van het vliegveld Quaken-brück /Vechta.Grabmair
werd tijdelijk in Keldonk begraven en zijn stoffelijke
resten werden op 21-7-1948 overgebracht naar het Duitse
oorlogskerkhof te IJsselstein (bij Venray).
Karl Grabmair bij zijn toestel in 1944
De
vliegroute van de laatste vlucht van Karl Grabmair op 1
januari 1945
Gordon,
de Canadese piloot van vliegbasis Volkel die Karl
Gramair neerhaalde.
 
|
Gesprek van Marc van den
Berkmortel met Tijn en Mien van den Tillaart op
13-2-2011 |
|
De Vlagheide was toen nog een prachtig natuurgebied,
hoge bergen met prachtige dikke eiken erop. Vanaf
december 1944 zijn de Engelsen begonnen om dit gebied te
egaliseren (kolossale bulldozers reden dag in dag uit
rondjes). Dit werd gedaan om er een vliegveld te bouwen
(het latere vliegveld B.85 Schijndel, MB). Ook Mien
herinnert zich dat ze later (1945), als dit vliegveld
klaar is, met haar zus Anneke samen op de fiets met
vader naar het vliegveld gingen kijken. Dit was erg
indrukwekkend met de vele vliegtuigen die er stonden en
bommen die er lagen opgestapeld. Het personeel sliep in
nishutten.
|
Doc. GAvB; herinnering van Graard
van Eert verteld op 23 februari 2007; Nederlands
Instituut voor Militaire Historie (NIMH),
verliesregister 1939-1945. |
|
1 januari 1945: 'Een
aantal vliegtuigen boven Brabant,
waardoor weer hevig gebulder van kanonnen
en afweergeschut.'
In
1944
na de bevrijding was er een hoge brug
over de Zuid-Willemsvaart gebouwd. Graard van Eert
reed de romkaar. Op de kanaaldijk wachtte Bertje van
Sleeuwen en Graard van Eert op elkaar. De paarden
hadden het zwaar om de geladen melkkar over de brug te
trekken. Graard en Bertje hielpen elkaar bij het
oversteken van de brug door een blok achter het
karrewiel te leggen, zodat de kar niet terug kon
lopen. Op nieuwjaardag 1945 waren er aanvallen en
Graard van Eert en Bertje van Sleeuwen kropen toen
onder de brug om er te schuilen. De paarden bleven
netjes staan.
Datum |
1 januari 1945 |
Tijd |
09.30 voormiddag |
Plaats van crash |
Veghel (op Dorshout) |
Vliegtuigtype |
Bf 109G-10 |
Vliegtuig nummer |
490719 |
Eenheid |
10./JG 6 |
Eerste vlieger |
Uffz. K. Betz |
Karl Betz, geboren 29 mei 1920,
werd tijdens Operation Bodenplatte door een Hawker
Tempest neergehaald. Karl Betz is daarbij gesneuveld en
ligt begraven in Ysselstein (L.) blok AV rij 2 graf 30.
|
Gesprek van Marc van den
Berkmortel met Tijn en Mien van den Tillaart op
13-2-2011 |
|
Tijn zal zich 3 januari 1945 altijd blijven herinneren.
Hij was al 2 keer met paard en wagen op en neer gereden
naar het Wijbosch Broek om mast te halen. De derde keer
reed hij met het achterste wiel van de kar op een anti-tankmijn.
Dit was zijn redding, want nu viel de kar juist de
andere kant op en kwam Tijn ‘er van af’ met verwondingen
aan zijn rug en hoofd. De kar was niet meer bruikbaar;
Tijn leende een fiets van een oom, die toevallig in de
buurt was, en fietste naar huis.
Al snel ging in Eerde de praat dat Tijn van den Tillaart
met een fiets op een mijn was gereden en hij gewoon door
fietste. Deze weg naar het Wijbosch Broek lag bezaaid
met mijnen en munitie; de Duitsers hadden ook
struikeldraden geplaatst om handgranaten te laten
ontploffen. Dit alles om de geallieerde opmars te
vertragen. Op deze weg zijn nadien nog 3 mensen op
mijnen gereden, waarvan één met dodelijke afloop. Later
moesten gevangen genomen NSB-ers deze weg ‘afpikken’.
Met ijzeren pinnen moesten ze de mijnen localiseren.
|
Herinneringen van de kinderen van
Bakel in de jaren tachting door Jan van Bakel in Canada
op schrift gesteld. |
|
Toen Rieky
van Bakel geboren was, werd het bed van moeder in de
huiskamer dicht bij de kachel gezet, om haar redeljk
warm te houden. Er waren geen kolen of hout meer, en we
zaten helemaal zonder geld. Vader en wij, alle kinderen,
gingen op zoek naar aanmaakhout, terwijl Frieda bij de
kachel stond te huilen, omdat ze die niet aan kon
houden.
|
Herinneringen van de kinderen van
Bakel in de jaren tachting door Jan van Bakel in Canada
op schrift gesteld. |
|
In de oorlogsjaren
landden veel parachutisten dicht bij het
huis van Frans van Bakel en om geheim te
houden waar deze springers ongeveer
terecht gekomen waren, verstopte Frans de
parachuten. Zijn kinderen gingen
parachutes zoeken. Als ze er een vonden
brachten ze die mee naar huis. Het
lastige rode nylon materiaal werd door
moeder gebruikt om er korte broeken voor
de kinderen van te maken. Die waren
allemaal trots op hun nieuwe broeken,
totdat ze ontdekten dat het stof
onverwoestbaar was en ze het nooit zouden
verslijten. Ook Theo, geboren op 1
september 1941, kreeg een rode broek van
parachutestof. Het was algemeen bekend
dat een rood kledingstuk dat voor een
stier heen en weer bewoog hem razend
maakte. Theo kwam op stal en vroeg aan
vader: Is dat een stier die je
aan het melken bent? Vader zei
dat het een stier was en vroeg hem: Waarom?
Omdat ik een broek draag die een
stier kwaad maakt, legde hij
uit.
|
Verteld
door Marietje van de Wijgert - Kanters op 21 februari
2007. |
|
Tonia
('Toi') de Koning had van een witte parachute
bruidjeskleren gemaakt voor haar nichtje Marietje,
dochter van
Toon Kanters. Dat zag er prachtig uit en
Drika Delissen heeft er twee nagemaakt voor de oudste
dochters van
Willem Timmers.
|
Herinneringen van de kinderen van
Bakel in de jaren tachting door Jan van Bakel in Canada
op schrift gesteld. |
|
Voor de kinderen van
Frans van Bakel op Jekschot was het
was een geliefde bezigheid om minutie te
verzamelen die nog niet gebruikt was,
zoals kogels en die tegen een stenen muur
gooien, tot het dopje eraf ging en het
poeder eruit gehaald kon worden. De
dopjes waren in de ogen van de jongens
van grote waarde om tegen andere kostbare
dingen te ruilen. Volwassenen gebruikten
ze om er iets van te maken. Grote lege
hulzen werden gebruikt om er asbakken en
sieraden van te maken.
|
Gesprek
met Jaantje Schepers - van Nunen op 9 juni 2008. |
|
Bij
ons thuis waren ze blij als het Sint-Mathijs was, want
dan brachten we ons jaarloon naar huis, dat was 250
gulden. Er dienden er vier bij ons, dus dat telde goed
aan. En we waren uit de kost, daar ging het vooral om.
Als we gingen dienen dan kregen we 2 nieuwe sschorten en
2 paar nieuwe klompen van de boer. We kregen ook een
rijksdaalder als huurpenning en een rijksdaalder bij de
oogst en een bij Allerheiligen. Bij Allerheiligen was
het in Veghel ‘meidenmert’, dan mochten de
dienstmeiden en knechten daar naar toe. Dan hadde kans
dat je een jongen tegenkwam. In een café kwaamde niet
in. Ik mocht wel naar Soffelt kermis. Daar vroeg Johan
Schepers of ik mee deed schommelen. Toen ging het aan.
Johan
Schepers kwam naderhand zondags buurten. Efkes bij de
kop vatten, dan hadde gevreeën. Als de missiepaters
kwamen preken, dan was alles doodzonde. Met de tong
vrijen dat was ook doodzonde. Ons moeder zei dikwijls: “Ga
maar weer eens een keer biechten, dat is al weer
veertien dagen geleden.”
|
Gesprek
met Jaantje Schepers - van Nunen op 9 juni 2008. |
|
Begin
1945 kwamen Gerit Ooms uit Rotterdam en Fokke de vries
uit Amsterdam een week of zes bij ons wonen. Die kwamen
van Duitsland af, waar ze gewerkt hadden. Ze konden nog
niet naar huis omdat het noorden nog niet bevrijd was.
Ze sliepen op stal in het stro. Ze hadden wel dekens en
zo. ’s Anderdaags gingen ze te voet naar Veghel om
zich bij de gmeente op te gaan geven.
|
Gesprek van Marc van den
Berkmortel met Tijn en Mien van den Tillaart op
13-2-2011 |
|
Vooral ná 1944, toen het Zuiden al bevrijd was, kreeg
dit bevrijde deel van Nederland te maken met
repatrianten. Niet te verwarren met gijzelaars of
onderduikers. Deze repatrianten waren vaak mensen die
terug kwamen van het front of uit gevangenschap, maar
die niet terug konden naar huis. Vaak kwamen zij uit het
nog bezette deel van Nederland. Bij Driek van de Ven zat
een repatriant uit Utrecht. Deze heeft tijdens zijn
verblijf bij de familie van de Ven een boek geschreven.
Dit was een behulpzame man, die nog lang contact heeft
gehouden vanuit Canada. Een andere repatriant uit
Gelderland (van Rooij) heeft een keer alle bonkaarten
van de familie Van de Ven gestolen en verkocht deze
bonnen later bij ‘Skup en Riek’. Via contacten in Veghel
heeft moeder Van de Ven tóch nog nieuwe bonkaarten
kunnen bemachtigen.
|
Doc. GAvB, informatie van
Marc van de Berkmortel d.d. 1-11-2010. |
|
Op 11 maart 1945 'viel op Keldonk 's
avonds om 8 uur een V2, 4 doden.'
30 maart 1945: 'De laatste vliegende
bommen overgekomen.'
In oost-Nederland werkten de Duitsers
met vier zogenaamde startbaangebieden. Zo’n gebied
bestond uit een commandopost met in de directe omgeving
vier startbanen. Die oostelijke commandocentra bevonden
zich in Hertme/Borne, Wierden/Rijssen, Laren (met banen
in Oolde, ‘t Joppe, Harfsen en Zessprong) en Nieuw
Heeten.
Tussen 13 juni 1944 en 29 maart 1945 werden zo’n
10.500 V1’s afgevuurd op Londen en Antwerpen. Dat
gebeurde aanvankelijk vanaf de Frankse westkust, enkele
maanden na de succesvolle geallieerde invasie in
Normandië bouwden de Duitsers lanceerbases dichter bij
huis, in Den Haag en Overijssel/Gelderland.
Vooral de
V1's, die vanaf Overijssel/Gelderland richting Antwerpen
zijn afgeschoten, zijn over Zijtaart gekomen. Vanaf
Hertme/Borne (bij Hengelo) richting Antwerpen ligt
Zijtaart precies in de vuurlinie. In de tweede helft van
maart 1945, toen de Duitsers zich terugtrokken voor de
oprukkende Canadezen, bliezen ze de lanceerbases op.
|
Doc. GAvB. |
|
1 april 1945: 'De eerste schepen weer
door de Zuid-Willemsvaart sedert augustus
1944.'
|
Mva; Nederlands Instituut
voor Militaire Historie (NIMH), verliesregister
1939-1945; foto: Marc van den Berkmortel |
|
Datum |
6 april 1945 |
Tijd |
14.15 uur namiddag |
Plaats van crash |
Veghel (op Doornhoek) |
Vliegtuigtype |
Spitfire XVI |
Vliegtuig nummer |
RR212 |
Eenheid |
Squadron 127 |
Eerste vlieger |
Sgt. Ronald Palmer |
Een
foto van de omgekomen piloot Ronald Palmer.
|
BHIC, toegang 7699, inv. nr.
305 |
|
Luchtbeschermingsrapport. Rapport van neerstortend
vliegtuig.
Te Veghel, ter plaatse genaamd Doornhoek, stortte op
Vrijdag den 6den April 1945 14.15 uur een Engelsche
“Spitfire” jager neer, waarbij zich geen
bomontploffingen voordeden. Alarm werd niet gegeven.
Politie was te 14.35 uur ter plaatse van het ongeval
aanwezig. De piloot is gedood; overigens geen
slachtoffers. Het lijk is door Royal Air Force Red Cross
meegenomen.
Het vernielde vliegtuig ligt voor een gedeelte op
perceel van Wed. M. Steenbakkers, verder een gedeelte op
een weiland van M. Verkuylen te Eerde en een gedeelte op
(bezaaid) bouwland van M. van der Linden, Boterpad. Van
de Dames Smits-Coovels te Helmond zijn 2 boomen
vernield.
Een politiepatrouille ter plaatse aanwezig geweest tot
ca. 21 uur. Daarna is het toezicht overgenomen door de
Militaire Politie van de R.A.F. Het benzineverbruik
bedraagt 2 liter. Bijzonderheden: Het verongelukte
vliegtuig was vlak voor het ongeval opgestegen van het
Vliegveld te De Eerde,
Gemeente Veghel.
G.H.L. van Hout, hoofd van den Luchtbeschermingsdienst
|
Doc. GAvB. |
|
4 mei 1945: 'Duitse troepen kapituleren
in Nederland. Hier de oorlog afgelopen.
|
Oost-Brabant,
11 oktober 1957; Veghelse Courant,
12 oktober 1957; 24 april 1970; feestgids
25-jarig bestaan Jong Nederland 1970;
idem 50-jarig bestaan 1995; interview
met Jan van de Ven op 24 oktober 2006. |
|
Cor de Visser was in 1943 al
begonnen was met wekelijkse bijeenkomsten
voor jongens in clubverband. In april
1945, na de oorlog, was het
verenigingsleven niet langer verboden en
werden de diverse verenigingen weer
aktief of heropgericht. In april 1945
vroegen vier misdienaars bij de zusters,
Harry van Boxmeer, Theo van Boxmeer, Piet
Bosch en Frans van de Biggelaar, rector
Boelaars bij het zondagmiddag lof van
half 3 om een jeugdbeweging op te
richten, de Jonge Wacht, of zoiets.
Boelaars adviseerde hem: "Jullie
moeten Jan van de Ven maar eens vragen.
Die zal om 3 uur wel in de kerk naar het
lof gaan." Jan woonde toen op Zondveld. De misdienaars
klampten Jan aan en tegenover het
klooster in de slootkant gezeten
bespraken ze de plannen. Cor de
Visser, die vanaf 1943 op een informele
manier met de jongens clubbijeenkomsten
hield, was ook op weg naar het lof (hij
was dirigent van het koor) en kwam er bij
zitten. Jan wilde er wel aan beginnen, "als
Cor ook mee helpt." Cor was
accoord. Zo ontstond de jeugdvereniging
in Zijtaart. Het gezang was al afgelopen
en het rozenhoedje al grotendeels voorbij
toen Jan en Cor de kerk binnenkwamen.
Cor de Visser: 'We volgden de grote
lijnen de regels en voorschriften van de
verkenners. Op woensdag- en
zaterdagmiddagen werden er in De Bulten
of elders spelen gehouden en zondags
kregen de 'Jonge Wachters' theorie en
scholing op allerlei gebied. (..) Het
werd werkelijk een bloeiend en fris
clubje van dikke vrienden onder elkaar.
Met trots bewaar ik nog steeds mijn
bewijs van hopman uit deze tijd. Spoedig
kreeg ik hulp van Jan van de Ven, een man
met een enorme werkkracht,
doorzettingsvermogen en inzicht, die
later het rijk bloeiend Jong Nederland
oprichtte, geboren uit de bestaande Jonge
Wacht.'
Op 12 april 1945 ging de groep officieel
van start. De eerste bijeenkomst was in
de jongensschool. Jan van de Ven: 'De
vraag kwam al spoedig op welke richting
wij in het jeugdwerk zouden kiesen.
Zouden wij verkenners worden of doorgaan
met het vrije jeugdwerk?' Besloten werd
om het vrije jeugdwerk te blijven volgen
en 'Pioniers' te worden. Na het volgen
van een cursus voor hopman bij de
verkenners, werd de keus gemaakt voor
aansluiting bij het Jongensgilde van de
Katholieke Jeugdbeweging dat toen werd
opgericht. Na het volgen van een
gildeleiders cursus in Tilburg werd het
jongensgilde van Zijtaart het Gilde van
Sint-Lambertus. De afdeling Zijtaart was
de eerste en enige afdeling in het
district Veghel. Vele andere afdelingen
in de districten Veghel en Land van Cuyk
kwamen in Zijtaart les halen om ook met
het Gilde te beginnen.'
Veel moeilijkheden moesten worden
overwonnen, er was geen lokaal, geen
spelgelegenheid, geen ervaring, niets,
totaal niets. De eerste bijeenkomsten
waren in de vroegere jongensschool.
Daarna gebruikte men een voormalige
berging van de pastorie. Op de houten
zolderbalken had men de volgende tekst
geschilderd:
HET GILDE WIL
CHRISTUS VOLGEN, MARIA EREN, DE KERK
DIENEN,
RIDDERLIJK ZIJN EN IEDEREEN HELPEN DIE
HULP BEHOEFT
STREVEN NAAR ALLES WAT REIN, MOOI EN EDEL
IS,
KLAAR STAAN VOOR THUIS, KERK EN LAND
STOER EN STERK NAAR LICHAAM EN GEEST
ZIJN EIGEN LEVENSPAD BANEN.
|
Brabants Dagblad,
7 maart 1968. |
|
Bij de na-oorloge
heroprichting in 1945 werd de naam van de
Zijtaartse rijvereniging veranderd van
St. Joris in St. Georgius.
|
Jubileumboek 90 jaar
fanfare, 12. |
|
De fanfare hield weer
jaarvergaderingen, de eerste notulen daarvan dateren van
11 april 1945. Arnold van Sleeuwen was tot Directeur van
de fanfare benoemd en in zijn plaats werd Antoon van de
Sanden tot voorzitter gekozen (hij bleef dit tot 1957).
Toon van Zutven gaf het secretariaat over aan Graard van
de Ven (die dit tot 1967 bleef voeren). Men besloot een bedevaart
naar Handel te houden op de eerste zondag van mei voor
de spoedige terugkeer van Gerard van Boxmeer uit
Duitsland. Er was veel animo voor de volgende
toneeluitvoering, want veel leden gaven zich op om mee
te spelen.
De instrumenten die in 1942
verborgen waren, werden weer tevoorschijn gehaald en
onder de tijdelijke leiding van meester Rooijakkers
werden de eerste repetities gehouden in café Piet van
den Hurk, want het verenigingsgebouw was in gebruik door
de paters Damianen uit Sint-Oedenrode die door de
bezetters uit hun eigen pand verjaagd waren. Jan
Heesakkers werd als dirigent in 1945 een half jaar
vervangen door het eigen lid Arnold van Sleeuwen.
|
BHIC, toegang 7699, inv. nr.
305 |
|
In den namiddag van Zaterdag
21 april 1945, omstreeks 12.45 uur, werd in een klein
schuurtje op den Heuvel, door Johannes Hendricus
Raaijmakers, geboren te Erp op 4 juli 1931, zoon van
Johannes Raaijmakers en Mechelina van der Wijst, met een
hamer op een granaat, waarschijnlijk een anti-tank
projectiel, geslagen, waardoor de granaat explodeerde. In
genoemd schuurtje was ook aanwezig zoon broertje Arie
Raaijmakers, oud 11 jaren.
De linkerhand van
Johannes Raaijmakers was door de explosie gedeeltelijk
verminkt, terwijl zijn lichaam aan de onderzijde
bloedend was verwond. Hij was echter nog goed bij
kennis. Op last van Dr. Duterloo uit Veghel is genoemde
Johannes Hednrikus Raaijmakers te omstreeks 13.00 uur
naar het ziekenhuis te Veghel overgebracht, alwaar hij
te omstreeks 14.30 ten gevolge van zijn verwondingen is
overleden.
|
Doc. GAvB. |
|
29 april 1945:
Ruiterfeest in Zijtaart.
|
Doc. GAvB. |
|
Op 29 april 1945
werd de Boerinnenbond in Zijtaart opnieuw
opgericht. Catharina (Trien) van de Ven
werd opnieuw voorzitster.
|
Mededeling
van jan van Zutphen d.d. 27 februari 2007. |
|
Piet
van Asseldonk trouwde op 1 mei 1945 met Gerarda van
Erp. De koeien waren al buiten, die liepen in de Hei,
maar het vroor die dag, zodat Piet, geholpen door zijn
neef en knecht Jan van Zutphen, ´s morgens eerst het
vee nog binnen moest gaan halen.
|
Het prentje komt uit de
collectie van Erna van den Elsen, Boxtel. |
|
 Op
5 mei 1945 tekenden de Duitsers in Nederland de
capitulatie. Hierna was ook in Zijtaart en omgeving
nevenstaande spotprent van het overlijden van Hitler in
omloop.
|
Het programme werd gevonden
in BHIC, Collectie Veghel. |
|
   
Het is een van de vroegste herinneringen van Antoon
Vissers. Hij was een peuter van op een paar maanden na 4
jaar jong. Hij zat op de schouders van zijn vader, Has
Vissers, in Veghel bij het H. Hartplein bij de haven. Ze
stonden vlak bij een ijzeren hek. Hij keek over een
grijze zee van mensen voor hem heen. In de verte werd in
een kiosk of op een podium een kort toneelstuk
opgevoerd. Op een gegeven moment werden de spelers snel
gewisseld met strooien poppen. Die werden in band
gestoken. Het stelde executie van Hitler voor als
afsluiting van de Victoriefeesten op 4 juni 1945.
|
Interview met Jan
van de Ven op 24 oktober 2006. |
|
In 1945 werd het
Oranje-comité opgricht door (onder
andere) Janus van de Ven en Jan van de Ven.
|
Kasboekjes van de
rijvereniging in bezit van Cor Coppens. |
|
Na de oorlog wordt de rijvereniging weer actief. Men
huurde een oefenterrein van Adrianus Oppers. Het
kasboekje begint op 11 juni 1945. Op 21 juni 1945 werd f
20,-- ontvangen van het Oranje-Comité. In dat jaar
werden er weer concoursen gehouden. De Zijtaartse
ruiters gingen naar (o.a.): Boekel, Sint-Oedenrode,
Heeswijk, Geldrop, Gemonde, Berlicum en Zeeland. De
trompetten werden in 1945 opnieuw vernikkeld.
|
Verteld door Harry van
Boxmeer op 15 april 2007. |
|
In 1945 ging de rijvereniging in
dienst van iemand een stoet van zo’n 40 tot 50 paarden
ophalen in Duitsland. Die waren bij de Duitsers
gevorderd en werden naar Nederland gebracht om te
verkopen. De Zijtaartse mannen zijn een paar dagen te
voet onderweg geweest. Ze sliepen op de karren. In Berg
en Dal is het heuvelachtig. Harry van Boxmeer: “Er zat
geen rem op de wagen. Ik duwde mijn voeten tegen de kont
van het paard om de wagen tegen te houden.”
|
Verteld door Piet van de
Tillaart (Hoeve Corsica) op 28 juni 2007. |
|
Piet: “Toen de oorlog voorbij was, konden de boeren die
een paard kwijt waren een nieuw paard gaan halen, daar
in die plaats achter Den Bosch. Hoe heet dat ook al
weer, daar is later nog een windhoos geweest… Wij gingen
er op de fiets heen. De meeste goede paarden waren al
weg, maar we hebben er toen toch maar eentje uitgezocht.
Daar ben ik toen te voet mee naar huis gelopen.”
|
Heemkundige kring De Oude Vrijheid, Staffanfare van
de NCB 1938-1966 Sint Oedenrode. Uniek muziekkorps te
paard (Sint-Oedenrode 2009)
22-25, 47-48, 54-55 en 93-95. |
|
Al in 1938 waren Sjang Sijbers uit Nijnsel, en zijn
Rooise maat in de paardensport, Sjef de Leijer, op het
idee gekomen om een muziekkorps te paard op te richten.
In de winter van 1938 begonnen de repetities in Nijnsel.
Het paardrijden werd nagebootst op stoelen. Maar toen de
tijd aanbrak om te paard te gaan oefenen, brak de oorlog
uit.
Na de oorlog konden de eigenaren uit Rooi hun paarden in
Groningen terughalen. Met veewagens ging men naar
Groningen. ’s Nachts sliepen de mannen her en der bij
boeren. Natuurlijk was de vaste hulp, Driek Opheij uit
Zijtaart, van de partij. Blijkbaar had hij in de oorlog
een aardig mondje Engels geleerd. Vervoersproblemen
kenden de Rooienaren niet, want ze hadden volgens Driek
“plenty wagens”.
In 1945 werd er opnieuw begonnen met het muziekkorps te
paard. Via mondelinge werving kwamen er muziekanten uit
Zeelst, Zijtaart, Sint-Oedenrode, Eerde, Mariahout,
Lieshout en Beek en Donk. De vereniging werd de
Staffanfare van de NCB genoemd. Een ruiter kan geen twee
dingen tegelijk doen met zijn handen: sturen en muziek
maken. Hier kwamen de kennis en ervaring van Sjang
Sijbers van pas. Voor het sturen van de paarden werden
de teugels verbonden met de stijgbeugels. De ruiters
stuurden dus met hun voeten. Het eerste optreden vond in
juni 1946 in Eerde plaats.
De optredens in de periode 1946-1961 zouden bijna
allemaal een groot succes worden. Veertien mannen uit
Zijtaart zijn bij deze Staffanfare geweest: Harrie Bolk,
Ties Habraken, Cor Habraken, Mari van den Hurk, Johan
van der Linden, Harrie van der Linden, Bert van der
Linden, Driek Opheij, Johan Schepers, Johan van Sleuwen,
Bert van Sleuwen, Johan van de Ven, Ties van Zutphen en
Wim van Zutphen.
|
Brabants Dagblad,
8 februari 1986; idem, 1988; gesprek met Johan
van Sleeuwen op 13 april 2007. |
|
 Cor Habraken
met Bert van Sleeuwen, Jan van de Ven en
de gebroeders Opheij, waren mensen
die aan de wieg stonden van de later
bekende Staffanfare van de NCB.
Driek Opheij vond de tijd van de
staffanfare van de NCB in Nijnsel een
plezierige tijd. "Veel van onze
leden waren daarin actief. Ikzelf kende
geen noot muziek, maar ik zorgde er
steeds voor dat de paarden er goed
verzorgd uitzagen en er orde was in de
groepen."
|
Inv. nr.
1104, notulen van de gemeenteraad, d.d. 17 augustus
1945. |
|
Op 17 augustus 1945 werd voor het eerst sinds 1941 weer
een vergadering van de gemeenteraad gehouden. De raad
werd op die dag geďnstalleerd. Voor Zijtaart zat
Adrianus van de Ven (uit de Doornhoek) toen in de raad.
De burgemeester zei: “Ik moge daarbij in herinnering
brengen, dat ruim vier jaar geleden de laatste
raadsvergadering werd gehouden, als gevolg van de door
den bezetter in het leven geroepen verordering waarbij
aan den raad en aan het college van burgemeester en
wethouders staking van werkzaamheden werd opgelegd.”
De gemeente werd in de tussenliggende periode geleid
door de burgemeester alleen.
|
Verteld door Harrie van
Asseldonk op 25 september 2007. |
|
In 1945 vertrok onderwijzer
Groot-Bruijnderink uit Zijtaart. Hij werd hoofd van de
MULO in Sint-Oedenrode. Harrie van Aard van Asseldonk
(8ste klas), zijn broer Jan (7de klas) en Gerard
Scheffers volgden hun onderwijzer naar Sint-Oedenrode.
|
Doc. GAvB. |
|
Gerard van Boxmeer
beschrijft het boerenbestaan rond 1945:
'Wij hadden in deze jaren: (een) paard,
+/- 6 koeien, 2 hokkelingen, 2 kalveren,
een 50-tal kippen en gemiddeld 8 tot 12
varkens. Hoofdgewas was rogge en haver,
ook wat tarwe, mangels en aardappelen. In
de herfst zaaide men groen en plantte
(men) mergkool. Het veevoeder bestond in
hoofdzaak uit hooi, stro, mangels met
rogge en havermeel + wat koek. Voor de
varkens werd regelmatig gekookt, mangels
en aardappelen onder elkaar. Ook wel eens
wat groen er op. Dit werd door de
varkensmolen gedraaid en daar kwam dan
wat rogge- en havermeel bij. De koeien
goven zo van de 2.500 tot 3.000 liter per
koe per jaar. Ook had men in de herfst
wel eens wat spurrie.'
|
Brabants Dagblad,
29 juli 1981. |
|
Pater de Koning was
in 1941 priester gewijd. vanwege de
oorlog was zijn vertrek naar Nederlands
Indië uitgesteld. In 1945 vertrok hij
eindelijk. Hij werkte daar op het eiland
Banka in het dorpje Belinju, waar hij
pastoor werd bij een katholieke
scholengemeenschap. Na de machtsovername
in Indonesië nam hij de Indonesische
nationaliteit aan.
|
Verteld
door Annie Berkmortel - Timmers op 21 februari 2007. |
|
De
eerste kermis in Zijtaart werd in september 1945
gehouden ter ere van de herdenking van de bevrijding.
Later is Veghel met die eer aan de haal gegaan en
werden wij gedwongen onze kermis te verhuizen. Op de
plaats waar nu Autobedrijf Van de Heijden staat,
tegenover café Van de
Biggelaar, stond een
mallemolen. “Die mallemolen werd met de hand
aangezwaaid door Janus Rovers en Willem Kremers.”
|
http:// geschiedenis. vpro.nl/
programmas/ 2899536/ afleveringen/ 3473229/
items/3478762/ en gesprek van Marc van den Berkmotel met
Tijn en Mien van den Tillaart op 13-2-2011 |
|
Op 6 juli 1945 werden alle biljetten van honderd gulden
als een donderslag bij heldere hemel ongeldig verklaard.
Alle honderdjes konden naar de bank gebracht worden,
waar ze voor onbepaalde tijd op een geblokkeerde
rekening worden gezet. Wie niet kon bewijzen, dat hij
het geld op eerlijke wijze heeft verkregen, kon naar
zijn geld fluiten en kon bovendien rekenen op een proces
tegen zwarthandel.
Als volgende stap werd op 26 september 1945 al het
Nederlandse papiergeld in één klap ongeldig.
Tegelijkertijd werden alle banktegoeden bevroren.
Iedereen kreeg een week de tijd om zijn geld naar de
bank te brengen. Alles werd geregistreerd, inclusief de
inhoud van de kluis, effecten, buitenlands deviezenbezit,
nieuwe levensverzekerings-contracten en onlangs
afgesloten hypotheken. Alleen het muntgeld bleef buiten
de zuivering. Salarissen werden die week niet uitbetaald
om het systeem niet in de war te gooien; de week daarop
zijn de loonzakjes dubbeldik.
Een week lang, van 26 september tot 2 oktober, moet
iedereen rondkomen met tien gulden: het beroemde Tientje
van Lieftinck. Alleen wie tien gulden aan oud geld kon
inleveren, kreeg er tien gulden in nieuwe bankbiljetten
voor terug.
Minister
Lieftinck verdedigt de drastische maatregelen in het
bioscoopjournaal: “Geldzuivering is niet alleen nodig om
zwarte winsten op te sporen en om diegenen die zwarte
winsten hebben gemaakt te treffen, maar ook omdat wij,
na vijf jaar van Duitse afpersing, zo berooid zijn als
niemand voor mogelijk kan houden. (..) Beperking van de
geldomloop moet verhinderen dat door een overmaat van
geld niet loyale elementen de beschikbare goederen aan
de markt ontrekken, waarbij mensen met kleine vaste
inkomens worden.”
Mien van de Tillaart – van de Ven kan zich bovenstaande
nog heel goed herinneren. Alle mensen, vooral boeren,
kwamen bij haar vader Driekske van de Ven (toen kassier
van de Boerenleenbank) thuis om hun geld in te leveren.
Het was warm weer, herinnert ze zich, en mensen kwamen
met hopen geld, die vaak achteloos op tafel gesmeten
werden. Het werd zó druk in huis, dat haar vader
iedereen naar buiten dirigeerde om het geld daar eerst
te sorteren en het dan gesorteerd en wel naar binnen
mochten brengen. Haar vader telde het geld. Ze weet nog
dat overal mensen geld zaten te sorteren: in de
hennekooi, op stal, op de stoep, in de schop. Mensen die
konden aantonen het geld ‘eerlijk’ te hebben verdiend,
kregen dit op een later tijdstip weer terug. Mien
vertelt dat dit ongeveer een week heeft geduurd. Het
geld werd iedere dag vervoerd naar Veghel.
|
Verteld door Marietje van de
Wijgert - Kanters d.d. 14-01-2007. |
|
In 1942-1943 was
Nico van Delft korte tijd pastoor geweest
in Zijtaart. Hierna vertrok hij naar
groot-Linden. Hij zocht naar een
pastoorsmeid. Kerkmeester Jan van
Asseldonk zei toen: "Bij ons Bet
komt er een terug uit het klooster."
Elizabeth van Asseldonk was getrouwd
met Jan Kanters, en hun dochter Mieke was
uit het klooster teruggekomen. Ze wisten
er geen goeie raad mee en zo werd ze
pastoorsmeid in Groot-Linden.
Rond 1945 mocht haar nichtje Marietje,
dochter van
Toon Kanters, toen een jaar
of acht, gaan logeren bij tante Mie op de
pastorie in Groot-Linden. 's Avonds moest
ze samen met de pastoor en de
pastoorsmeid op de knietjes het
rozenhoedje binnen. Er kwam toen een
klein katje binnengeslopen. Dat streek
langs de benen van Van delft. Die pakte
het beest en gooide het zo door de raam
naar buiten.
De volgende dag kwam het
plaatselijke kerkbestuur. De pastoor
wilde een processie houden, en het
kerkbestuur vond de weg te slecht, vol
met gaten en bulten. De pastoor zei toen:
"Vul die gaten maar op met de
bulten, de processie moet door
gaan." Marietje zei dat ze gejankt
heeft van heimwee en blij was dat ze na een
paar dagen met een schooljuffrouw terug
mocht naar Zijtaart.
|