Foto's Huizen Kroniek
Veldnamen

De naam Zijtaart

Klik hier voor een recente nieuwe verklaring (15 oktober 2015) van de naam Zijtaart door Dr. Harrie Lamers.

De naam Zijtaart wordt gewoonlijk uitgesproken als Seitert. Oorspronkelijk was het de naam voor het gebied tussen de huidige Leinserondweg en de Aa (vanaf circa 1825 de Zuid-Willemsvaart). Daar lag eertijds de Hoeve Zijtaart, een leengoed van de heer van Geffen (later gesplitst in Leinserondweg 20, 22 en 23). Oude schrijfwijzen zijn onder andere: Zitert (1385), Zitart (1466), Sijttart (1617), Zyttert (1747-1794) en Seitaart (1852).

De naam komt in meer plaatsen van Nederland voor, zoals in:

-         Limburg, het stadje Sittard (vermeld in 1147 als Sitter)
-         In Vught (De Sittard in 1832, enkele percelen langs een oude maasarm)
-         In Deurne (veldnaam Sittert in 1647)
-         Het gehucht Zitterd onder Oerle (Zittert in 1340)

De naam van het stadje Sittard in Limburg zou afgeleid zijn van Siter, van het Oudhoogduitse sîte, hoogte of berghelling, en de plaats lag dan ook op een hoogte. De nederzetting is ontstaan in de Karolingische tijd, tussen 700 en 1000. Ons Zijtaart lag niet op een berghelling. Als de naamsverklaring van Sittard klopt, dan hebben Zijtaart en Sittard niet dezelfde oorspronkelijke betekenis. Dat hoeft ook niet, al lijken de namen veel op elkaar.

In 1340 wordt het gehucht Zittert ten zuiden van Oerle vermeld. Als verklaring van deze naam wordt gegeven: Sitwert = zijwaarts. Het gehucht ligt zijwaarts van de weg Oerle - Veldhoven. Cornelissen vond dat een aannemelijke verklaring voor Zijtaart: gelegen zijwaarts van de weg Veghel – Sint-Oedenrode. Ik geloof het niet, want het oude Zijtaart was slechts een klein gebied langs de Valstraat en dat lag niet langs de weg Veghel – Sint-Oedenrode. Ook de verklaring van wijlen de Erpse pastoor Meuwese ‘bezijden de aarde (Eerde)’ is om dezelfde reden ongeloofwaardig. Ook de verklaring ‘zijwaarts van de Valstraat’ overtuigt niet.

In de literatuur wordt de naam Sittert ook verklaard als een afleiding van de plantnaam zegge met een verzamelsuffix (toevoeging –t). Zegge is een gras- of rietsoort. De plant komt voor op natte grond langs bronnen en beekjes in loofbossen. Deze verklaring past wel in de geografische gesteldheid van het oude Zijtaart. Dat lag in een drassige omgeving en oude veldnamen in deze omgeving (zoals Loo acker, ter Eijken, Perlaar, Bobbelaar en Keselaar) wijzen er op dat hier langs de Aa in de Late Middeleeuwen nog bos was. Deze ligging is vergelijkbaar met De Sittard in Vught, dat langs een oude maasarm lag. Maar misschien betekent de naam Zijtaart iets heel anders?


Veldnamen in het oude gehucht Zijtaart (Achter Zijtaart, nu Leinserondweg)

Veldnamen Zijtaart.jpg (265844 bytes) Veel percelen in het oude gehucht Zijtaart ontlenen hun naam aan een eigenaar: Het Grietenveld (Margriet, eigenares in de veertiende eeuw), de Mostertacker (in 1406 van Godefridus Mostaert), den Loo-acker, of Loij-acker (van Lodewijk), Nelissen acker, Mulderslant (in 1657 ´gecomen van de kynderen van Jan de Molder’), de Smitsacker en Dielisken Leunisse acker. Het Voermans lant, was eertijds van een voerman. Nu staat er op dit perceel het garagebedrijf van Van de Heijden, een moderne voerman. Het perceel den Heijligen Geest was in de vijftiende eeuw belast met een jaarlijks bedrag te betalen aan de Veghelse Tafel van de Heilige Geest. Dat was een instelling die voor de armen zorgde. En ten slotte de Baecxhoeve, een leengoed van de hertog. Dit goed werd in de vroege veertiende eeuw Perlaer genoemd, later werd het genoemd naar Jan Baecks, die van 1433 tot 1445 leenman van dit goed was.

Percelen die naar hun vorm genoemd werden: de Crommen acker, de Streep (ook wel de Veghelse padt genoemd), de Geerkamp, en de Lange acker. Waternamen: het kleine loopje dat de grens met Erp vormde, heette Zweenslaak. (Laak is een oudnederlandse waternaam verwant aan het Engelse lake.) Zween is wellicht een persoonsnaam. Later werd de hele buurt daar de Sweenslach genoemd. Hierna werd de laak weer naar die buurt genoemd, wat de vorm Sweenslaechse laeke oplevert. Een perceel bij de Zweenslaak werd de Vechelse waterlaet genoemd. Werd hier bij hoge waterstanden Aa-water naar het Reibroek afgevoerd? Hier lag ook het Hool, waar de Hoolstraat haar naam vandaan heeft.

Veldnamen die haast voor zichzelf spreken zijn het Oudt Erff, het Kempke (kleine kamp), en ter Eijken (een naam uit de Late Middeleeuwen voor een deel van het gebied tussen de Pastoor Clercxstraat en de Valstraat). De Braak is ‘gebroken’, ofwel ontgonnen grond en de naam Soeracker wijst wellicht op zure grond, misschien door een veenachtige bodem daar ter plekke. Ik heb geen verklaring voor den Hasepoot (een beemd) en aen de Preeckstoel.


Veldnamen op de Doornhoek

Veldnamen Doornhoek.jpg (263443 bytes) Op de Doornhoek groeiden eertijds doornstruiken. Ook hier veel veldnamen afgeleid van een eigenaar, zoals: de Annenacker, de Smitsacker, de Hulbersdonk en de Laetmansacker (vermeld ca. 1380). De Blaffert lijkt een vreemde naam (meer een hondenaam, 'Koest, Blaffert!'), maar het was een Veghelse familienaam. Omdat de Doornhoek relatief veel jonge percelen heeft, zijn veel van die eigenaren bekend: Delis Jan Delissen acker (1657), de Geertruij hoeve (nu Pastoor Clercxstraat 18) was vanaf ca. 1600 eigendom van het Bossche Sint-Geertruidenklooster. Het goed Creijtenborch (nu Pastoor Clercxstraat 16) was rond 1425 van de familie Van Creijtenborch, die haar naam ontleende aan het goed Creijtenborch, gelegen op - juist, ja - Krijtenburg. De Peters acker was in 1707 in handen van Peter Arien Goossens, de Vrense acker in de 17de eeuw van Laureijns Willem Thonis (Vrens is Laureijns), de Gieliscamp was in 1688 van de weduwe van Michiel Donckers. De Neliscamp was in 1702 van Cornelis Olijslagers, Bigghe´s hoeve in de vroege 15de eeuw van een zekere Bigghe. De Bontwerker in 1430 van Wilhelmus Bontmekers en ten slotte de Schenkelscampen in ca. 1700 van Jan Wilbort Schenckels. De huidige Keslaerstraat is genoemd maar de veldnaam Keselaer. Een laar was een open plek in een bos. Het voorvoegsel Kese- is al even onduidelijk als dat van Bobbelaer en van Perlaer dat daar in de buurt lagen. Waren het persoonsnamen, varianten van Kees, Bob en Peter, die daar in de 11de of 12de eeuw hun huis hadden? De Loe acker wijst hier naar een loo of bos.

Het Clootje was net als het Rontveltje een tamelijk rond akkertje, in het midden hoger dan aan de kanten. De Gapert was een perceel met een inham en de Streep en de Stelt wijzen op een lang en smal perceel. De Berg was een wat hoger perceel. Denk hier niet aan iets als de Zwitserse Alpen, het hoogteverschil was hier maar enkele decimeters. Op de Berg lag het Bergsven. Het water kon niet wegstromen vanwege ondergrondse veenlagen. Het ven was dichtgegroeid met planten, zo ontstond er veen. In de achttiende eeuw werd hier turf gestoken. De Kuilen bij de Berg waren kleine vennetjes die gedempt werden, nadat dit perceel in 1794 aan een particulier verkocht werd. De Hemel was een omheind (‘omhemeld’) terrein. Naar bomen zijn genoemd: de Appelenweert, het Notenvelt en de Dennenhof. De naam voor de beemd aent Steenwegshecken is overgewaaid van de andere kant van de Aa, waar een beemd ook zo heet. Daar zijn ook de Steenweg en het Steenwegs hecken te lokaliseren. De Copcoop wijst misschien naar de dwarse brede ligging van het huiserf. De Moest wijst maar moos. De naam Schoef is moeilijker te verklaren. Die kan afgeleid zijn van een persoonsnaam, van korenschoof, van schuiven (turf steken), of van schop. Interessant is ten slotte de veldnaam Schans, langs de Biezenloop gelegen. De naam wijst naar een verschansing, en het was mogelijk een vluchtplaats voor mensen in vee gedurende de Tachigjarige Oorlog.


De veldnamen op de Kempkes

Kempkes zijn kleine kampen. Een kamp is een veelal in de late Middeleeuwen ontgonnen stuk lond, vaak los in de heide gelegen. Een van de oudste ontginningen in dit gebied was het Heiligt, afgeleid van Hei-lookt. De Logtenburg is een landgoed dat in 1488 gesticht werd. (Logt is een variant van lookt.) De Wal en de Heiligtsen berg hebben betrekking op een rij zandduinen, die bekend staat als De Bulten. De Santcamp en de Santsteegt maken ook melding van al het zand daar. De Zandsteegt is een oude naam voor de weg Veghel – Sint-Oedenrode ter hoogte van de Coevering.


De veldnamen op Krijtenburg en de Biezen

Veldnamen Biezen.jpg (499899 bytes) De naam de Biezen (en de oudere vorm Byest) duiden op struikgewas groeiend op laaggelegen gronden. De Biezen zijn in de dertiende eeuw ontgonnen. Het landgoed Krijtenburg werd in 1314-1340 gesticht. ('Krijt' is een afgepaald gebied, 'burgt' is hier een hoeve op een wat groter landgoed.) De grens tussen de Biezen en Krijtenburg liep over het Hoog tussen de Biesense acker en de Creijtenburgse acker door. Deze akker hadden lange smalle percelen, zodat men de ploeg minder vaak hoefde te draaien.

Percelen die naar hun vorm genoemd zijn, waren de Crommen Tuijn, het Streepje en de Drie Eegt (= Driehoek). Op de Biezen komen de veldnamen ’t Bos en aent Bos voor. Daar stond ooit bos. De Boscamp heeft echter weer niets met een bos te maken. De oude spelling was Bossche Camp naar een eigenaar in 1406, Arnoldus van den Bossche. De Steencamp is genoemd naar de stenen, vermoedelijk ijzeroer, dat daar in de bodem voorkwam. Later werd dit goed Corsica genoemd. De naam Corsica wordt voor het eerst genoemd in het Veghelse verpondingsregister uit de periode 1761-1769. Vermoedelijk werd de naam bedacht door (een van) de kinderen van Willem Jan Gualtheri, erfsecretaris van Sint-Oedenrode, die het goed op 14 november 1763 erfden. Later werd de straat waarlangs deze boerderij staat naar deze hoeve genoemd. Andere eigenaars-namen zijn Jan Goorts camp, Leijskens acker, den Wijter beemd, de Dungen stucken en het Clooster. Was het perceel het Platstuck platter dan de rest van Het Hoog? De Wascuijl zal voor de was gebruikt zijn. De Colck was een strook land gelegen naast de Biezenloop aan de kant van het Reibroek.


De veldnamen op Zondveld en Jekschot

Veldnamen Zondveld.jpg (398054 bytes) De naam Zondveld is nog niet verklaard. Er zijn jongere afwijkende vormen van de naam die we niet voor een verklaring van de naam mogen gebruiken, omdat ze slechts enkele keren genoemd worden en van recente datum zijn. Zo is Sonsvelt een verbastering, net als de Sonse bunders een verbastering is van Sontveltse buenderen. Een andere verbastering is Zompvelt. De oudste vorm Sontvelt (1311), wijkt nauwelijks af van het tegenwoordige Zondveld, in de volksmond verkort tot Soffelt. Zondveld is geen verbastering van Zandveld, wat dat zou in de volksmond Zaandveld worden en vervolgens Zoavelt, net zoals Haanvelt nu Hoavelt heet. Een andere verklaring in de literatuur is afge-zond-erd veld, maar hoe dat woord naar Zondveld zou kunnen evolueren wordt niet toegelicht. Zondveld was verdeeld in Laag Zondveld en Hoog Zondveld. Op Laag Zondveld stond de Zondveldse Hoef.  Misschien herinnert de perceelsnaam Leeghuijs hier nog aan een huis dat tot dit landgoed hoorde. Op Hoog Zondveld stond een huis dat in 1798 'van outs genaamt De Kat' genoemd werd (nu Zondveldstraat 17). Kat is een variant van Kade, een kunstmatig opgeworpen verhoging.

Jekschot wordt verklaard als een afleiding van Eik-schot. Schot betekent 'afgescheiden grondgebied'. De Heihoef heette eertijds Ter Weijen. Aan de Rooise kant lag een groot gebied vergrasde hei, de Weihoef. De Jekschotse loop werd geblokkeerd door een lage uitloper van de zandrug de Bulten, waarop Zondveld ontstond. Doordat het water door de lichte verhoging in het landschap geblokkeerd werd, overstroomde het gebied vaak, wat tot leemvorming, een hogere vruchtbaarheid en vergrassing van de hei leidde. Geen wonder dat de boeren van Sint-Oedenrode en de heer van Jekschot in 1363 over het gebruik van dit gebied vochten. Op Rijkevoort brak deze loop door de verhoging in het landschap heen. De oude vorm was Ricoutsvoort (al vermeld in 1311). Deze voort was naar Ricout genoemd, die daar woonde. Het  was een doorwaadbare plaats waar de huidige weg Krijtenburg de loop kruiste (de voort was gelegen waar de huidige weg komende van de Hoge Biezen op Krijtenburg aansluit). Langs de Jekschotse loop lagen een aantal beemden, zoals de Holenbeemd (een beemd met veel gaten in de grond). Andere waternamen zijn de Putten (enkele vennen) en het Weijerken (een gegraven vijver). Het Weijerken gaf weer zijn naam aan de Weijerbeemt en het Weijerlant. De grens van Veghel werd door palen aangegeven. Op twee plaatsen heeft een bij zo´n paal gelegen perceel de naam de Pael gekregen. Dat niet alle percelen op Zondveld meteen ontgonnen zijn, blijkt uit perceelsnamen als Bos, Doorenbosch, het Heyvelt, de Heyhorst, de Elsacker en het Biesvelt.

Ook op Zondveld liet een aantal eigenaren een naam in het veld achter, zoals Luijcxkens acker (Luijcxke = Lucia), Nelen acker (Cornelia) en Baten acker (Beatris). Op de Donckershof stond ooit de boerderij van Donckers en ook op de Schuuracker is destijds bebouwing geweest. Den Kerckenbeemt werd op het einde van de 16de eeuw door Peter Henrick Heijmans aan de Veghelse kerk geschonken. De Brandscampen vond ik een keer vermeld als Brabants campen.

Veldnamen afgeleid van de perceelsvorm zijn de Corte stucken, het Cromstuck en den Scherpenhoek. Gewassen gaven een naam aan het Spurriestuck, den Vlashof, de Flaes en het Hopveldje. Een schutskooi werd gebruikt om om loslopend vee in op te sluiten (te schutten), kennelijk op het kleine perceeltje met die naam. De Quade Coop is niet zonder humor naar de slechte kwaliteit van de grond genoemd. Het natte broekland tussen Zijtaart een Zondveld heete het Reibroek. De oude vorm was Rudebroeck. Rude- is een Oudnederlands woord voor ruw, of wild. (Vergelijk met het Engelse ‘rude’.) Het gebied is nu zo plat als een pannekoek, maar eertijds zat het vol gaten en bulten. Boeren staken er leem en de bulten werden afgegraven voor het zand. Dat gebeurde nog in 1901 voor de bouw van het klooster. En laat dan ook maar geboekstaafd zijn dat deze naam door mij voorgesteld werd als naam voor de nieuwe wijk achter de Edith-Steinschool.

Bronnen: Voor een diepgaande discussie over de plaatsnaam Sittard, zie: Naamkunde 6 (1974) 51-87; Meuwese, Veghelse Courant 1954 gaf een volkskundige verklaring; Voor de andere veldnamen zie: W.H. Cornelissen: Toponiemen Veghel (Veghel 1998) passim; Martien van Asseldonk, Reconstructie Veghel (meerdere delen), SALAD. Martien van Asseldonk.
Bouwstijlen - Thema's - Groei - Organisaties - Veldnamen - Attestaties
Afkortingen - Toelichting verenigingen - Toelichting Huizen - Toelichting Kroniek - Downloads