Het vonnis en de Vonniskamp

In 1504 kocht Philippus, zoon van Wilhelmus Hinckart 3 bunder van de gemeint van Veghel, gelegen bij de Eerdse kapel. Het in 1504 uitgegeven perceel is geel gearceerd op onderstaand kaartje.





Tussen 1504 en 1524 werd
Philippus, zoon van Wilhelmus Hinckart, opgevolgd door zijn zoon Philippus. Hierna werd het perceel bij een openbare verkoop gekocht door de Bosschenaar Henricus, zoon van Johannes Beyens.

Op een gegeven moment ontstond er een geschil tussen Henricus Beyens en de inwoners van Veghel over dit perceel. De zaak kwam voor de Raad van Brabant. Die bevolen de schepenen en gezworenen van Veghel op 26 april 1532 om Henrick Beyens tegen redelijke kosten een gezegeld afschrift uit het Veghelse schepenprotocol te geven betreffende de koop en betaling van dit stuk land. Ook werden de inwoners van Veghel veroordeeld tot het betalen van de proceskosten.

 

Henrick had het perceel bij een openbare verkook gekocht en wilde van de Veghelse schepenen een bewijs dat hij betaald heeft. De precieze toedracht is onduidelijk. Het blijft een beetje gissen, maar het lijkt er op dat er nog een schuld aan de inwoners van Veghel op dit perceel rustte vanwege de aankoop in 1504. Henrick zal geweigerd hebben dit schuld te betalen, en mogelijk als bewijs aan willen voeren dat in de akte van zijn koop van dit perceel die schuld niet genoemd wordt.

 

Hoe het ook zij, Henrick had in elk geval dat afschrift nodig om zijn zaak tegen Veghel te kunnen winnen. De schepenen en gezworenen van Veghel waren echter niet van plan om Henrick Beyens een dergelijk afschrift te geven. Zij antwoordden Henrick Beyens dat zij in plaats daarvan de zaak zouden toelichten bij de Raad van Brabant. De schepenen en gezworenen werden daarop voor de Raad van Brabant gedaagd. Daar legden zij hun standpunt uit en ze maakten tevens bezwaar tegen het betalen van de proceskosten. Ook Henrick Beyens was aanwezig. Pogingen om beide partijen te verzoenen haalden niets uit, men bleef het oneens. De Raad van Brabant zou een besluit moeten nemen.

 

Het vonnis van de Raad van Brabant volgde op 5 februari 1540. Veghel werd in het gelijk gesteld. Zij hoefden Hendrick Beyens de betreffende brief niet te geven, waarmee Henrick de zaak verloor. Henrick werd ook veroordeeld tot het betalen van de proceskosten. De Raad van Brabant zou die kosten berekenen. Hierna werden deze percelen "den Vonniscamp" genoemd.

 

De inwoners van Veghel hadden kennelijk ook kosten gemaakt in het proces die niet vergoed werden. Om deze kosten te dekken kwam het corpus van Veghel op 11 januari 1541 bijeen op het kerkhof van Veghel. Ook een afgevaardigde van Sint-Oedenrode en een afgevaardigde van Schijndel waren daar bij aanwezig. Daar werd toen besloten dat men in Eerde een aantal percelen van de gemeint zou verkopen. De verkopingen vonden plaats op 20 januari 1541. Er werden percelen verkocht die grensden aan "den Vonniscamp" of er in de buurt lagen. 

 

Martien van Asseldonk

 

Bronnen: BHIC, Oud Administratief Archief Veghel, inv. nr. I-A-3; BHIC, Schaduwarchief Raad van Brabant, fiche 586, fol. 259v-262v, nr. 125 (5-2-1540); R24, fol. 348-356.

 

Kaart van Veghel     Vonniskamp