Kleermaker Waggelmans joeg hen zijn huis uit. Ze waren vanuit
Veghel met acht man sterk naar zijn hut op de Abenhoef bij d’
Eerde gekomen om zijn oudste zoon op te halen. Tegen de woede
van de vader waren ze niet opgewassen. Het hele achttal
vluchtte, achterna gezeten door de briesende met een riek
gewapende vader. Wat was er aan de hand? Laten we vooraan
beginnen. Wat weten we van kleermaker Waggelmans en wat maakte
hem zo boos?
Rond 1796 bouwde Johannes Waggelmans een hut op de
hei op de Abenhoef bij d’ Eerde. Hij bewerkte er een halve
bunder hei. De grond die hij bewerkte en waarop zijn hut stond
had hij illegaal in gebruik genomen. Dat werd gedoogd, want
Johannes behoorde tot de armste der armen van Veghel. Hij was
toen ongeveer 38 jaar oud, getrouwd en had een zoontje van drie
jaar, Johannes, en zoontje Joost was één jaar oud. Er zouden nog
drie zoontjes volgen: Hendricus, Wilhelmus en Martinus. In 1798
staat hij te boek als kleermaker. Het gezin was arm en werd
bedeeld door de Veghelse armenkas.
Armenrekening: op 28
februari 1798 betaalt aan Hendrik Spierings voor eenige tyd
huyshuur en kost en drank op ordonantie van regenten gegeven aan
Johannes Waggelmans met desselve vrou en kinderen welke in
verlede maand january waren afgebrandt Op 28 april 1799 aan
Kobus Joost Peter Huybers voor huijshuur van het huysgesin van
Johan Waggelmans, 4-10-0
In 1801 kocht Johannis
Waggelmans van de gemeente een ander perceel van een halve
bunder bij de Abenhoef en het huis verhuisde toen daar naar toe.
Daar woonde hij in 1832 nog.
Verder wordt Johannes Waggelmans een
keer genoemd in de verklaringen afgelegd voor de Veghelse
schepenen. Hij was overvallen. Op zondag 25 maart 1798 liep
Johannes Waggelmans ‘s avonds komende van Schijndel over de Eerse pad. Hij kwam een paar mannen tegen. Een van die
mannen pakte hem bij de borst en zette een mes op zijn hart,
zeggende: “Geeft alles af wat je hebt, en verroert uw niet,
of ik sal u kapot maaken.” Johannes gaf hem een duw en ze
rolden vechtend in de sloot. De tweede man trok toen ook zijn
mes en stak Johannes door zijn kleren, hoed en raakte hem ook in
zijn hoofd. Johannes werd overmeesterd en zei: “Neem maar af
wat ik heb en laat mij dan los.” Ze stalen zijn geld, mes en
zijn pijp en vertrokken.
We gaan door naar 1806. In dat jaar was
Lodewijk Napoleon aangesteld als koning van Holland. Hij werd
door zijn broer, de keizer van Frankrijk, onder druk gezet om
de dienstplicht in te voeren. Lodewijk weigerde dat pertinent.
In plaats daarvan werden jongemannen uitgenodigd om vrijwillig
in dienst te treden. Dat leverde maar weinig aanmeldingen op. In
de zomer van 1809 was de druk op Lodewijk Napoleon om een groot
Hollands leger te vormen tegen de Engelsen erg toegenomen.
Lodewijk was toen naar Parijs ontboden en ruziede daar met zijn
broer, Napoleon Bonaparte.
Vanuit die
achtergrond kunnen we het bericht begrijpen dat de landdrost van
Braband op 22 juli 1809 naar de gemeentebesturen stuurde:
jongens van 16 jaar en ouder die door de armekas onderhouden
werden, waren verplicht om in het leger te gaan dienen. In die
jaren werd de armenkas zwaar gesubsideerd door de gemeente. Dat
was in Veghel zo en dat zal in veel andere plaatsen wel niet
veel anders geweest zijn. Kennelijk was de redenering: als je
door de overheid onderhouden wordt, dan mag de overheid daar ook
iets voor terug vragen. In Veghel boog het gemeentebestuur zich
op 30 juli
over dit bevel. Er waren vier jongelingen in Veghel die in
aamerking kwamen: - Lambert Ludowicus van Lieshout, 24 jaar oud,
hij was blind, dus ongeschikt voor de dienst - Martinus Ludowicus
van Lieshout, 18 jaar oud, ook hij werd door een zware
verzwering in zijn been voor de militaire dienst ongeschikt
geacht - Johannes Heesakkers, 18 jaar. Hij was kreupel en liep
gebrekkig.
En dan was er Johannes Waggelmans, het zoontje van
kleermaker Johannes Waggelman. De jongen was in maart zestien
jaar geworden en zo op het oog gezond van lijf en leden. Het
gemeentebestuur besloot om hem op te gaan halen, hem
door een dokter te laten visiteren, en als hij inderdaad gezond
zou zijn hem naar het miliaire kamp in Utrecht te sturen. Hij
voldeed aan de voorwaarden en hij was de enige arme jongeman die
Veghel voor het leger kon leveren.
De volgende dag gingen vijf
leden van het gemeentebestuur, Hendricus van Hoof, Francis van
Eerd, Johannes van den Tillaar, Aard D. van Doorn en A. van den
Heuvel, samen met substituut secretaris Jacob Jacot, en nog eens
geassisteert door de dorpsdienaar en de nachtwaker naar de
Abenhoef om de jongen op te halen. Dat men met maar liefst acht
man sterk ging wijst er op dat men wel wat tegenstand
verwachtte. Men ging ’s avonds omdat de jongen overdag van huis
naar huis ging om te bedelen en men verwachtte hem ’s avonds
thuis aan te treffen.
Het gemeentebestuur notuleerde de volgende
dag: ‘Dat zij na alle mogelyke den vriendelyke en ernstige
aanmaninge aan de vader van den gemelden jongeling gedaan de
overgave van den gemelden jongeling niet hebben kunnen
verkrygen. Dat zij toen getragt hebben den gemelde jongeling die
zich in het bed verscholen hield uit het zelve te halen. Dat zij
daar toe telkens door de vader en verdere huisgenoten verhinderd
zyn. Eyndelyk onder schrikkelyke bedrygingen door den genoemde
vader met een riek gewapend uit het huis, na aan den zelve nog
eenige tegenstand geboden te hebben, uitgejaagd en als van een
woedende mensch tot op de gemeene weg vervolgd zijn.’
Die
‘verdere huisgenoten’ waren Johannes’ vrouw en misschien dat de
kleine Joost van 14 nog voor zijn broer opgekomen was, maar de
rest was onder de 12 jaar, die zullen wel niet mee gevochten
hebben. De vader had dus nagenoeg in zijn eentje acht man op de
vlucht gejaagd. Waarom die felle reactie? Het fijne zullen we
daar nooit van weten. Wel was het zo dat het jaren waren van
veel oorlogen en oorlogsdreigingen en dat in het leger gaan
nogal snel geassocieerd zal zijn met vechten en aan het front.
Of sneuvelen. Ik geloof dat ik in die situatie op dezelfde
manier gereageerd zou hebben. Verder was de jongen een van de
kostwinners (als was het maar met bedelen) in een arm gezin met
een aantal kleine kinderen.
Aan de landdrost werd bericht: ‘Wij hebben
ons in den avond van den 31 van hooimaand laatstleden begeven
alhier ten woonhuize van de ouders van dien jongeling om
denzelve aldaar present
af te halen. Dan zynen vader, ook genaamd Johannes Waggelmans,
noch na vriendelijke, noch na ernstige vermaningen, gehoor
gevende, heeft zich niet ontzien zulks door geweldadigen
tegenstand te beletten en heeft zelvs als in een felle woede met
een riek gewapend onder vreeselijke bedrijgingen de aldaar
presente leden dezer vergadering en hunne assistenten uit zyn
huis gejaagd, waar door den gemelde jongeling ontsnapt en op de
vlugt geraakt is.’
In de nacht van 5 op 6 september probeerde het
gemeentebestuur het nog een keer. Met een aantal mannen
omsingelde men het huis aan de Abenhoef en anderen gingen naar
binnen. Maar de vogel was niet thuis en men kreeg niet te horen
waar Johannes zich ophield. Het gemeentebestuur schreef aan de
landdrost: ‘zullende voorts geene middelen worden onbeproeft
gelaten om zich van den gemelde jongeling ter opzending te
verzekeren.’
Armenrekening 1805-1808: Volgens quitantie
betaalt aan de weduwe C. A. Nieuweg en zoon wegens het plaetsen
in de Bossche Courant van een advertentie wegens het vermissen
van de kinderen Waggelmans, 1 gulden en 10 stuivers.
Johannes ontsnapte de dans niet. Op 30 september
informeerde de schout-civiel van Veghel het gemeentebestuur dat
Johannes in Schijndel was opgepakt. Het gemeentebestuur besloot
hem naar Veghel te laten brengen en al de volgende dag naar het
militaire establisement te Amersfoort te brengen om daar bij het
logement d' elites te worden opgenomen. In de dorpsrekening vonden we de volgende
post: voor vertering van de geapprehendeerde Johannes
Waggelmans, 1 gulden en 10 stuivers.
Vanaf Amersfoort stuurde
men een paar dagen later bericht dat men een uittreksel uit het
doopregister wilde, kennelijk om zijn leeftijd te controleren.
Lang bleef Johannes niet in Amersfoort. Zodra hij de kans schoon
zag, smeerde hij hem. In de dorpsrekening van 1810 staat
vermeld: Vertering gedaan bij het arresteren en bewaken van
Johannes Waggelmans die uit het militaire establishment der
koninklijke d’ elites te Amersfoort was ontvlugt, werwaarts
(waarheen) den zelve als een inboorling dezer gemeente is
opgezonden 2 gulden en 2 stuivers.
En dan houden de
berichten in de Veghelse resolutieboeken en dorpsrekeningen op.
Wat is er van Johannes geworden? Hij werd weer terug naar
Amersfoort gestuurd zijn. En daarna? Geneuveld aan het front, zo
jong nog? Nee, gelukkig niet. Uit het bevolkingsregister van
1810 blijkt dat Johannes toen al weer bij zijn vader aan de
Abenhoef woonde. Kennelijk hebben ze hem vanuit Amersfoort weer
naar huis gestuurd. Naar het waarom kunnen we bij gebrek aan
gegevens slechts gissen. Misschien was hij mentaal dan wel
lichamelijk toch te licht gevonden voor het leger, of waren er
andere redenen. Voor het gezin Waggelmans liep dit avontuur in
elk geval goed af.
Volgens de bevolkingsregisters woonde zoon
Johannes in 1830 nog in Veghel en in 1840 en daarna in
Sint-Oedenrode. Vermoedelijk woonde hij daar tot juli 1850 aan
het Laars, op de Coevering.
Martien
van Asseldonk
Bronnen:
BHIC, OAA Veghel, resolutieboeken, inv. nr. 73, fol. 17-28v,
fol. 345v; inv. nr. 77, fol. 94-95, 168-168v, 211-215, 235v-237;
inv. nr. 78, fol. 8-13; Rechterlijk archief Veghel, inv. nr.
115, fol. 70; Lijst van huizen te Veghel 1791-1798, nr. 567;
Bevolkingsregister Veghel 1810; idem, Sint-Oedenrode 1830, 1840,
1850, 1862; Heikopen, perceel nr. 6; BHIC, toegang 7701, inv.
nr. 76a, fol. 112, 121, 123 (regesten door Antoon Vissers) |