Foto's Huizen Kroniek

Kroniek van het jaar 1943


Doc. GAvB.   Op 9 januari 1943 werd door de Duitse bezetters een telefoonlijn gelegd over Zijtaart.

Collectie Martien van Asseldonk.    1943 Zeep.jpg (362835 bytes)Recept om zelf zeep te maken, gebruikt tijdens de tweeede Wereldoorlog, nagelaten door Mien van Asseldonk. 

'1 (pond?) vet, 2 liter regenwater. Dit aan de kook brengen. 3 1/2 ons vloeibaar kaliloog erbij doen en 15 minuten zacht laten koken. Nu 24 uur laten staan. Volgende dag 4 liter regenwater aan de kook brengen. 1/2 waskaars erin schafen, dan de vorige samenstelling erbij doen met nog 1 1/2 ons kaliloog, deze massa nog 15 minuten roerende zacht laten koken.´

BA, parochie Zijtaart; PA Zijtaart, parochiemeoriaal.   In 1942 had pastoor Smolenaars onder druk van de Duitse bezetters de pastorie op Zijtaart verlaten en was hij naar Liessel vertrokken. De rector van het klooster, Nico van Delft, werd als zijn plaatsvervanger aangesteld. Het verlof van Smolenaars werd steeds met een paar maanden verlengd. Dat betekende dat ook Van Delfts aanstelling als vervanger van Smolenaars verlengd werd. Op 4 maart 1943 verzocht Smolenaars weer verlenging van verlof aan.

Met Van Delfts functioneren in Zijtaart ging het op dat moment niet goed. Eind oktober 1942 had Van Delft ook de verantwoording gekregen over de financiën en administratie van de kerk. Hij kon dat niet goed aan. Vaak vroeg hij de deken van Veghel om raad en het bisdom stuurde Van Dieren voor financiële adviezen. Het Bisdom kon kennelijk niet veel mee met al die vragen van Van Delft liet zijn brieven veelal onbeantwoord. Van Delft bleef dan aandringen en in februari of maart 1943 vroeg secretaris Van Susante Van Delft om eens in Den Bosch te komen praten. Van Delft schrijft: ‘De inhoud van het gesprek was: “Wij weten ook niet hoe het moet, maar gij zult aangeklaagd worden.” (Ik) ging blij naar 's Bosch om inlichtingen en kwam terug zonder eenige inlichtingen, maar met dreigementen.' En in een latere brief aan Van Susante: 'Of U het anders bedoelt hebt dan ik hier zeg, daar heb ik niets aan, maar U hebt het zó gezegd en niet anders. In mijn 19 priesterjaren heb ik van aanklagen op het Bisdom al zoveel verdriet gehad, dat mijn gestel niet langer toelaat het weer eens af te wachten. Dus aan uw uitdrukking: "Als U uw best doet is uw geweten in orde," heb ik niet veel. Dat wist ik zelf al wel. Ik heb het diep gevoeld, dat ik van U niet zooveel vriendschap mocht ondervinden om tenminste antwoord te krijgen. Ik doe zoo iets nooit iemand aan, ook niet al weet ik geen oplossing.'

Waarvoor Nico van Delft in het verleden aangeklaagd is geweest, is niet bekend. Ook klaagde Van Delft over een beperking die bij opgelegd had gekregen bij het uitvoeren van zijn ambt. Van Delft was van plan om de tweewekelijkse bijeenkomsten van de Maria-Congregatie en de H. Familie 's zondags na het lof weer in te voeren. Hij wilde dat doen met een triduum voor de leden in de geest van een huwelijksweek en vormingsweek. Dat werd hem door het bisschop verboden. ‘Sinds wanneer is in 1943 dit iets nieuws geworden? Andere dorpspastoors hebben dit mij aangeraden en doen het zelf ook,' mopperde Van Delft in een brief van 16 maart 1943 aan de bisschop. En: ‘Het is niet mogelijk altijd dit alles te dekken met mijn eigen gezag. Er moet eens een vreemde over komen spreken, zoals men overal doet. Voor een mogelijke heraanstelling moet ik evenwel deze keer mijn condities stellen. Mijn conditie is dat een dergelijk optreden wordt goedgekeurd.'

Het bisdom besloot na het lezen van Van Delfts brief Van Delft onmiddellijk te vervangen. Op 18 maart 1943 schreef de bisschop aan pastoor Smolenaars in Liessel dat met ingang van 26 maart 1943 A. van den Heuvel uit Lieshout, kapelaan in Dinther, benoemd wordt tot assistent te Zijtaart. En: ‘Uw inkomsten als pastoor blijven ongewijzigd, maar U zal daarvoor ook het huishouden in Zijtaart moeten doen.'

Op 22 maart 1943 luchtte Van Delft zijn hart in een brief aan Van Susante: 'In Zijtaart begrijpt men niet hoe in Zijtaart zo plotseling deze verandering is gekomen. Om bij U twijfel weg te nemen over mijn besluit, deel ik mee dat het uitsluitend is, omdat het bisdom mij de inlichtingen weigert die onmisbaar zijn. Overigens is het wel aangenaam om er uit te zijn, nu op de pastorie het einde te verwachten is. Het is ook niet te harden, elf maanden eerst te sukkelen met de parochie en dan met de pastorie en als men zich tot U wendt te moeten ondervinden, dat steeds elk antwoord geweigerd wordt en als men doorzet, tot enige inlichting te horen, dat men het niet goed doet, dat U ook niet weten hoe het dan eigenlijk wel moet, en dat men in elk geval voor dat alles aangeklaagd zal worden. Wie zou er niet al lang bedankt hebben? U hebt mij daardoor gedwongen mij tot Monseigneur te wenden en met uw uitlatingen dwingt U mij de zaak scherp te stellen. Ik was op Uw uitnodiging voor inlichtingen naar Den Bosch gegaan en keerde terug met dreigementen. Waar heb ik dat aan verdiend? En waarom ontving mijn opvolger niet de beperkingen die mij wel werden gegeven?'

Gesprek met Doortje Brugmans en Johan van Nunen op 19 november 2006; met Ties Habraken op 20 februari 2007; met Graard van Eert op 23 februari 2007 en met Harry van Boxmeer op 15 april 2007.   Doortje Brugmans vertelde over Van Delft: "We waren blij dat hij weg moest. Hij bemoeide zich overal mee. Met de vrijerij, dat mocht niet met de tong. Het was een lastige heer. Snel op zijn teentjes getrapt. Er stond zo'n mooie kerststal in de kerk. Die heeft hij helemaal kapot gemaakt, stukken afgezaagd. Er bleef niks van over." Johan van Nunen, Doortjes man, vulde aan: "En hij ging naar Haske Kuijpers, want na Maria was er al een hele tijd geen kleine meer gekomen. Hij wilde weten waarom Miet, Haske's vrouw, al zo lang niet meer in verwachting was. Haske zei: ''t is mijn Miet, daar doe ik mee wat ik wil.'" Daar kon Van Delft het mee doen. "We waren blij dat we ´m kwijt waren, zei Ties Habraken. Graard van Eert over de bemoeizuchtige pastoor Van Delft: “Als hij hier gebleven was, dan had de kerk aan de andere kant van de weg gestaan, bij wijze van spreken dan.” Harry van Boxmeer drukte het zo uit: “De doodzonden vielen bij hem als bladeren van de bomen.”

 
Gesprek met Jaantje van de Ven - van Sleeuwen op 28 februari 2007 en Johan van Sleeuwen op 1 maart en 13 april 2007; schriftelijke mededeling van Mientje van de Tillaart - van de ven op 7 maart 2007.   Er zijn mensen die milder over Van Delft oordelen. Johan van Sleeuwen: "Pastoor van Delft was wel ouderwets, maar wat Doortje van Nunen vertelt is wel wat onderdreven. Hij was gewoon 100 percent priester, zoals dat vroeger was." Jaantje van Sleeuwen - van de Ven vertelde ze over Van Delft. “Ik kan niet zeggen dat hij zo streng was. Hij kwam bij ons thuis onze Dorus leren om sigaren te maken. Daar had hij een of ander foefje voor.” (Die sigaren waren voor eigen gebruik.) "Van Delft was wel sterk katholiek, maar dat waren ze allemaal, de pastoors."

Mientje van de Tillaart - van de Ven schrijft: 'Van Pastoor Van Delft herinner ik nog het een en ander. Ten tijde dat wij naar de lagere school gingen, gingen wij iedere ochtend nuchter om half 8 naar de mis. Daarna onze boterham opeten onder het afdak. Bij de meisjesschool had je een speelplaats met aan weerszijde een afdak. Bij elke weersomstandigheid zaten we daar onze boterham op te eten. We zaten er, of de zon scheen en of er regen-hagel-sneeuw of storm was. Maar zo gauw als rector Van Delft hier waarnemend pastoor werd veranderde dat. Hij vond het niet goed, als de lokalen verwarmd werden, dat de meisjes die naar de kerk gingen, buiten zaten. Aan ieder werd gevraagd een kopje mee te brengen. Die kregen allen een cijfer. Ik had nr. 5. Daarna was het ongekend, we mochten in een warm lokaal onze boterham op eten en kregen ook nog wat warms te drinken. Maar pastoor Van Delft bleef niet lang, hij werd pastoor in Groot Linde. Na zijn vertrek zaten we binnen 2 weken weer onder het afdak. Tegenwoordig zouden de ouders wel meepraten, maar toen hadden de zusters het voor het zeggen.

In die tijd was het kerkbestuur ook school- en armbestuur. Vanwege een vacature voor hoofd van de meisjesschool moest er een nieuw hoofd komen. De leerkrachten van de meisjes school waren zusters Franciscanessen van de Veghelse orde. Zo gauw die benoemd was en Pastoor van Delft haar niet bekwaam vond, was hij helemaal niet tevreden. Hij vond dat ze in Zijtaart ook recht hadden op goed onderwijs. Een bekwame kracht was hier nodig. Hij toog naar de Veghelse zusters en ging daar praten, misschien wel eisen, om een andere zuster die veel in haar mars had. Dit alles, omdat hij vond dat goed onderwijs van jongs af aan heel belangrijk was voor het verdere leven. Zo kwam er binnen zeer korte tijd een goede zuster als nieuw hoofd in Zijtaart. Door zijn ingrijpen kregen de Zijtaartse meisjes wel goed onderwijs. Dus nu nog hulde voor deze Pastoor.

Wat de kerk betreft weet ik nog dat bijvoorbeeld bij Maria Lichtmis (2 februari) wat toen nog een halve Zondag was, hij graag zag dat iedereen naar de kerk kwam. Dus alle leeftijden en dan ook meedoen aan de rituelen. Wat jongeren misschien niet graag deden?…. Omdat ik toen nog te jong was ken ik niet veel feiten van deze tijd. Die er zeker waren. Bij zijn vertrek hoor ik Tinus van Boxmeer en mijn vader (Driekse) van de Ven nog zeggen: “Wat jammer dat Pastoor Van Delft weg gaat.. Want wat heeft Pastoor Van Delft in de korte tijd dat hij hier was, al veel goeds gedaan!” Wellicht zat hij nog vol plannen.'

Johan van Sleeuwen: "Dat kan Mientje wel vinden, maar ik wed dat er op Zijtaart nog geen tien man voor Van Delft waren. De mensen hadden Smolenaars liever."

Brabants Dagblad, 22 oktober 1964; gesprek met Ties Habraken op 20 februari 2007.   1943 Misdienaars.jpg (228856 bytes)Van Delft werd opgevolgd door de jonge pastoor Van de Heuvel, een zoon van de burgemeester van Lieshout. "Dat was een goei menneke," aldus Ties Habraken. Van de Heuvel staat op de afgebeelde foto met de misdienaars.

Brabants Dagblad, 22 oktober 1964; grafzerk Van de Bult op het kerkhof te Zijtaart; 'Zijtaart', 34.   Pastoor van de Heuvel, heeft de parochie niet lang waargenomen. Op 4 juni 1943 werd Antonius Bartholomeus Leonardus van de Bult pastoor in Zijtaart. Van de Bult was op 6 februari 1899 geboren. Hij was kapelaan in achtereenvolgens Oss, Woensel en Waalwijk voordat hij naar Zijtaart kwam.

Gesprek met Piet van de Tillaart (Hoeve Corsica) op 28 juni 2007.   Piet: “In de oorlog moesten de mensen hun geweren inleveren, maar ons vader had dat niet gedaan, die ging er af en toe mee jagen. Maar in die tijd was het moeilijk om aan patronen te komen. Hij ging altijd jagen met pastoor Smolenaars, maar die was net overgeplaatst naar De Mortel. “Wilde gij niet naar De Mortel rijden?”vroeg ons vader, “want ik denk dat de pastoor nog patronen zat heeft." Ik er naar toe. Ik werd hartelijk ontvangen door de pastoor. Toen ik daar op de pastorie kwam, was hij net in de keuken bezig. Hij had een hele grote aanrecht en die lag helemaal vol met karbonaaien. Die had hij uit het pekel gehaald en die ging hij roken.”

Gesprek met Piet van de Tillaart (Hoeve Corsica) op 28 juni 2007.   Piet: “Tante Jaanmoet Biemans was getrouwd met Johannes Vogels. Ik ging bij hun buurman Johannes van de Tillaart naar de meid. Jaanmoet wist wanneer ik ongeveer kwam, en dan ging ze bij Van de Tillaart de vensters dichtdoen, zodat het leek alsof ze daar al te bed lagen en dan kon ik er niet meer met goed fatsoen aankloppen om te komen buurten.”

Gesprek met Piet van de Tillaart (Hoeve Corsica) op 28 juni 2007.  

Piet: “We bakten zelf brood. Ik bakte in het bakhuis soms wel 17 broden tegelijk. We bakten wel twee keer per week of vaker. Ik maalde het koren met een maalmolentje met de hand. Dat mocht eigenlijk niet. Ook draaide de Koeveringse molen soms ’s nachts clandestien. Dan ging ik er met de transportfiets naar toe, door het losse zand van de Bulten.”

Verteld door Dina van Nunen op 15 juni 2007; foto: collectie Dina en Janus van Nunen.    1943 Van Nuenen ea.jpg (196334 bytes)Ook bij de rijke Van Nunens bakten ze zelf brood, zoals overal in Zijtaart. Het deeg werd vaak met de voeten gekneed, daarom staat Johan van Nunen (tweede van links) op deze foto barrevoets in zijn klompen.

Verteld door Harrie van Asseldonk op 25 september 2007; de foto is van de bewuste radio die Harrie van Asseldonk bewaard heeft.    "Tijdens de oorlog bakte ons vader zelf brood. het deeg voor het witte brood werd met de hand gekneed en het eerst gebakken. Naderhand werd er nog roggebrood gebakken. Dat hoefde niet zo lang in de oven. Het deeg voor het roggebrood was stugger, dat werd met voeten in een trog gekneed. Ik heb dat zat moeten doen. Er werd elke vrijdag brood gebakken.

Radio.jpg (125568 bytes)Op zaterdag kwamen er mensen uit Eindhoven om brood te halen. Een van die mannen werkte bij Philips. Hij heeft toen een radio gemaakt voor ons vader. Ons vader sloot de radio aan op een zes-volts accu en luisterde naar de engelse zender. Dat ging hard. De radio werd verborgen in een toddenmand op zolder.

We hadden ook tabaksplanten, daar verborgen we de fiets in en meer dingen, want soms kwamen er controleurs langs. Die wisten precies hoeveel varkens je had. Maar ons vader had toch een varken apart gezet achter in de schuur voor de eigen slacht. Controleur zijn, dat was gewoon een baantje. Janus Vissers uit Veghel, dat was ene hele kwaoie. Maar ge had ook zat goei. Willem Timmers, da waar 'nne hendige, die maakte het de boeren niet moeilijk. Die nam voor ons bonwerk mee uit Rooi."

Gesprek met Jaantje Schepers - van Nunen op 9 juni 2008.   "In de oorlog was bijna niks aan te komen. De kleren waren onderhand grote todden. Met oude lakens herstelde ik de oksels in de hemden en zo. Ook ging ik op de Leest vaak bij een ander kleren naaien.

Op een keer was er naast ons huis een soldaat met een hakenkruis op zijn helm de steeg ingefietst. Die fiets had hij ergens meegenomen. Later had onze Richard die fiets nog ergens gevonden.

Soms kwamen de controleurs bij ons op bezoek. We maakten kaas en boter, maar dat was verboden. We maakten de kaas in de hennekooi. De kaas bewaarden we in mijn naaimachine. Dat was zo’n inzakmachine, maar we lieten de naaimachine erop staan en de kaas ging in de ruimte eronder. De butterstaf stond altijd in de kamer achter de deur. Op een keer werd die door een controleur gevonden. Hij ging met zijn voeten onder op de schijf staan en brak er de steel af. Daar konde niks van zeggen."


Verteld door Nel Thijssen op 17 december 2007.   Nel: “Ons vader (Toon Thijssen) had een radio verborgen in de kleerkast, maar luisterde er weinig naar.

Willem Timmers was een hele goeie controleur. Janus Vissers, dat was een hele akelige. Ons vader had een stukske kaas verborgen in de kast van de handpomp in de keuken. En eruit hoalen! Verdorie, de deugniet! “Breng maar naar de zusters,” zei Janus. De zusters… wij hadden het zelf ook nodig voor ons eigen gerief. Dat hebben wij hem altijd heel kwalijk genomen.

Mien van Asseldonk die kon zo heel goed kaas maken. Die heeft wat kaas gemaakt in de oorlog. Ge moest wel stremsel zien te krijgen. Iedereen maakte zelf kaas, anders had je het geen. Sommigen maakten ook zelf zeep, maar dat heb ik zelf nooit gedaan.

Wat zijn de mensen uit de stad toch bij de boeren gekomen om eten te halen.”

Interview met Jaantje van de Ven - van Sleeuwen op 28 februari 2007.   Toen Wim van Zutphen een jaar of 7-8 was (hij is geboren op 19 mei 1936) had hij een keer vuurke gestookt in de hennekooi en die hennekooi brandde. Hij verstopte zich. Zijn moeder Mie van Asseldonk zat er over in waar hij was. Hij zat bij Toon van Sleeuwen in de kamer.

BHIC, toegang 7699, inv. nr. 305, correspondentie gemeente Veghel d.d. 11 juli 1943    Hedenmiddag te 14.15 uur ongeveer hebben zich op ’t Middegaal ter plaatse waar op 16 juni ’n Engels vliegtuig is neergestort drie jongens spelenderwijze beziggehouden met ’n aldaar gevonden phosphor-rubberbrandbom. 

Tengevolge van ’n trap tegen ’t projectiel is dit ontploft, met ’t noodlottig gevolg dat een der jongens, M. van de Crommert, wonende N.C.B. Laan te Veghel, opslag werd gedood, ’n tweede genaamd Beekveld wonende te Dinther, Hazelberg, zwaar werd gewond, en ’n derde, ’n zekere Maas, licht werd gewond aan ’t rechterbeen. (..) 

De bom is waarschijnlijk vergeten meegenomen te worden door de opruimingsmanschappem die gisteren daar mee bezig waren.

Verteld door Annie van Asseldonk - van den Hurk op 25 september 2007.   Annie van den Hurk zat in 1943 bij de zusters op de lagere school: "We moesten van ons thuis elke dag naar de kerk. We kregen een katoenen zakje met boterhammen mee, want we mochten van te voren niet eten. We moesten nuchter naar de communie. We krijgen dan koffie bij de zusters. De zusters hielden van elk meisje bij hoe vaak je naar de kerk ging. Ik haalde de meeste missen. Op een keer kwam ik te laat in de kerk. Cor en Toon Oppers zeiden; "Het Credo is al geweest." Ik wist niet wat een Credo was, dat was de eerste keer dat ik van een Credo hoorde."

"Op vastenavond gingen wij met de rommelpot rond. Trien van Sleuwen gaf één cent. Ze zei: "Doe maar samen delen."  Wij zeiden. "Dat kan niet, één
cent kunde niet delen." "Oh..?" zei Trien, "nou, doe dan toch maar samen delen." 

"Mina Clercx zat in het klooster, en zij breidde truien en sokken voor ons. Wij brachten er garen naar toe en dan breidde zij daar kleren van. Op een dag moesten wij uit school daar een gebreide trui gaan halen. Mina tracteerde ons toen op.... zult met azijn! Die lustten wij niet. Die hebben we toen stiekem op een bloempot gelegd."

http://www.jhm.nl /cultuur-en-geschiedenis /nederland-/noord-brabant/veghel. Als je op de volgende link klikt, wordt een informatief document automatisch gedwonload. http://iehost.net/pdf/CroesM-Gif-Thesis-2ndEdition.pdf

 
  In 1809 woonden er 22 joden in Veghel. Aan het einde van de negentiende eeuw was hun aantal toegenomen tot 80. In 1931 was hun aantal weer afgenomen tot 31. Op 1 oktober 1941 woonden er nog 24 Joden in Veghel. Van hun zouden er zestien omkomen tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Dr. Frans Govers, Corridor naar het verleden. Veghel een snijpunt in Oost-Brabant 1940-1945 (Hapert 1983) 159-160; interview met Jan van de Ven op 24 oktober 2006.  

De Veghelse verzetbeweging werd via enkele koeriersters vooral om hulp gevraagd voor joodse kinderen. Er werd de volgende camouflage bedacht. Er waren in de grote steden veel ondervoede kinderen, die het nodig hadden voor een paar maanden of langer naar het platteland te komen, waar nog voldoende voedsel was. In korte tijd hadden ze een zestigtal huisgezinnen gevonden (waarvan een aantal in Zijtaart), die bereid waren een stadskind tijdelijk op te nemen. De koeriersters kwamen met de kinderen per trein naar Veghel, gingen met de hele groep naar adres Hezelaarstraat 26, aten er wat en werden van daaruit naar de pleegadressen gebracht. Men heeft nooit vermoed dat er onder al die kinderen een achtiental joodse kinderen waren, die niet geregeld werden gewisseld, maar constant in Veghel en omgeving bleven tot de oorlog voorbij was. Ook nu nog weten veel Zijtaartse mensen die een oorlogskind in huis hebben gehad de ware achtergrond van de hulp niet. De mensen die een joods kind in huis namen, wisten overigens wel waar ze aan begonnen.

De dappere familie Van de Tillaart (Hoeve Corsica) had al gauw een joods kind in huis, Irma. Jan van de Ven vertelde dat bij hen thuis een Joods meisje uit Rotterdam, Arie Hart, ondergedoken was. Dat ze Joods was, mocht niemand weten. Haar moeder was omgekomen tijdens een bombardement van Rotterdam en haar vader was door de Duitsers opgepakt en afgevoerd naar Dachau. Arie en haar broer overleefden de oorlog.

Gesprek met Ties Habraken op 20 februari 2007; interview met Jan van de Ven op 24 oktober 2006.   In de zomer van 1943 kwam een groep Amsterdamse kinderen met de trein in Veghel aan. De groep werd begeleid door een mijnheer van het huisvestingscomité. Ze gingen naar de verschillende logeeradressen. Af en toe gingen de kinderen naar huis en sommige kregen wel eens bezoek van hun ouders. Op veel Zijtaartse foto’s van tijdens en na de oorlog staan deze logé’s afgebeeld. Bijna allemaal bleven ze ook na de oorlog nog contact houden met hun gastgezinnen in Zijtaart. Vaak werden het vriendschappen voor het leven, die tot de dag van vandaag (2007) voorduren.

Ludi Willemse Schiedam.jpg (256063 bytes)
Ludi Willemse uit Schiedam (zie foto) vond onderdak bij de rijke Van Nunens en heeft er jaren gewoond. Bij Hannes Habraken kwam het Amsterdamse meisje Marijke Vreede logeren. Jan van de Ven vertelde dat vanwege de honger in Noord-Nederland in Zijtaart bijna huis aan huis kinderen uit de randstad logeerden. Bij Toon van Eert woonde Jopie  van Stapelen. Bij Toon van Sleeuwen Rieky Vlotman, bij Tieske Tijssen woonde Desiré en Ad During. De gebroeders During bleven na de oorlog op Zijtaart wonen.

Verteld door Nel Rietbergen op 17 december 2007.   Nel: “In de oorlog heeft er een tijdje een jongen van een jaar of elf uit Amsterdam bij ons gewoond. Daar hebben we nog jaren contact mee gehouden. Na de oorlog kwam hij nog elk jaar op bezoek. Ik ben zijn naam nu vergeten.”

Foto's en informatie zijn van Marietje van de Wijgert - Kanters d.d. 14 januari 2007.   1943 Wim Verstraalen a.jpg (290874 bytes)1943 Wim Verstraalen a2.jpg (281414 bytes)1943 Wim Verstraalen b.jpg (150968 bytes)






Bij Toon Kanters kwam in 1943 Wim Verstralen uit Amsterdam wonen. Het is de jongen die links een kip draagt, op de middelste foto op het schaap zit en ook op de rechtse foto staat. Wim kreeg geregeld een kaart van 'oom Hans en tante Diny'. Toon Kanters en zijn vrouw Ant de Koning vroegen hun logé
: "Wie zijn dat toch?" Dan antwoordde Wim: "Dat mag ik niet zeggen. Als ik het zeg, dan slaat mijn vader me dood." Later heeft Wim het toch een keer verteld. Oom Hans en tante Diny waren een Jood en Jodin die met hun baby bij zijn vader ondergedoken zaten. Later werden zij opgepakt samen met de vader van Wim Verstralen. Ze zijn allemaal omgekomen in een concentratiekamp.

Verteld door Ant Vervoort op 14 juni 2007.   Ant Vervoort vertelt: “We hadden Brammetje. We hebben hem zes weken gehad. Ons moeder zei: “Dè doen we nooit meer.” Het was me toch een schooierke, da konde al zien oan het lijfke, da ‘t niks waar. En hij kon vrèten! Hij schrokte wel drie borden pap achter elkaar op. Toen hij kwam waar ie harstikke schroal, maar toen hij naar hous gonk, toen waar ‘t een vet rond menneke. Het waar ‘n zeugske een! Hij zaat dikwijls bij Martien Bosch, de smid. Dat vond ie mooi. Een keer zaat hij voor in de kerk in de communiebank. De pastoor wilde een hostie op zijn tong leggen, mar hij zaat achterstevoren naar de meiden te kijken. Ja, die jong uit de stad, die waren wel wat veur, op die van Seitert. Hij was de leeftijd van onze Harrie, een jaar of twaalf. En toen kwam dat vrouwke, dat was z’n moeder, die kwam naar Brammetje kijken. Die gonk mee naar de kerk. We schaamde ons eigen. We waren blij dat ze ‘s zondagsavonds weer weg ging.” Ofschoon Bram (Abraham) een typische joodse naam is, was deze logé geen Jood. De joodse kinderen kregen immers altijd een niet-joodse schuilnaam. Bovendien, als Bram Jood geweest was, dan had men dat bij de familie Vervoort wel geweten en was hij na zes weken niet weer vertrokken.

Verteld door Jans van de Pol - Vervoort op 17 april 2007.   Jans: “Ons pap (Jan Vervoort) moest ok zo’n jong uit Amsterdam vatte. Op zondagmiddag kwam er zo’n vrouwke bij ons aan de deur. Da waar z’n moeder. Die zei: “Ik ga met jullie mee naar de kerk.” We schaamden ons, want het waar krek ‘n schooister, zo’n ding uit ‘n achterbuurtje.”

Verteld door Ant vervoort op 14 juni 2007.   130 Hooien Vervoort 1945.jpg (196227 bytes)Ant Vervoort: "Op een keer kwam er een getrouwd stel bij ons aan de achterdeur. Dat waren Wim en Mien Langkamp. Hij vroeg of hij een nacht mocht blijven slapen. Hij is toen een week of zes gebleven. Dat waren buitengewoon goeie mensen. Hij ging elke dag mee koeien melken en hij maakte foto’s." Deze foto is gemaakt door Wim Langkamp. Op de foto van links naar rechts: Mien Langkamp, Piet Vervoort, Janus Vervoort, Harrie Vervoort en Jan Vervoort.

Doc. GAvB; mva.   In 1943 kwamen veel priesterstudenten van de paters Damianen uit Sint-Oedenrode in de kost in omliggende plaatsen als Zijtaart. Bij Theodorus van Asseldonk logeerde (later: pater) Michelle. Notitie van Graard van Boxmeer: 'Wij een Pater Damiaan in de kost. Velen hadden hun tehuis in 't Verenigingsgebouw in 't Zijtaart.' 

Gesprek van Marc van den Berkmortel met Tijn en Mien van den Tillaart op 13-2-2011   Mien kan zich nog herinneren dat de paters Damianen weg moesten uit hun klooster tussen Schijndel en Sint Oedenrode. Deze paters zaten toen in het Verenigingsgebouw in Zijtaart.

Driek van de Ven luisterde vaak samen met zijn knecht naar Radio Oranje. Deze radio was verstopt ‘op de balken’ (op zolder). Na verloop van tijd begaf de accu van deze radio het. Eén van de paters Damianen die in het verenigingsgebouw zaten, typte dan voor de familie Van de Ven de radioverslagen uit. Mien moest dan soms deze berichten gaan ophalen in Zijtaart en naar huis brengen. Ze wist totaal niet waar het om ging.

Gesprek van Marc van den Berkmortel met Tijn en Mien van den Tillaart op 13-2-2011

  Bij Driek van de Ven hebben altijd onderduikers gezeten. Deze moesten ook te eten krijgen. Als Mien haar moeder dan eens ‘betrapte’ met een hoop eten op stal, zei haar moeder altijd dat er weer een kat gejongd had en dat deze katjes ook te eten moesten hebben. Mien heeft nooit één onderduiker gezien. Ná de oorlog heeft ze dit alles pas te horen gekregen. 

Het enige dat ze zich kan herinneren is dat ze naar de pastorie naar Pastoor Van de Bult moest fietsen. Bij de pastorie moest ze haar fiets afgeven aan iemand (later bleek een onderduiker uit Waalwijk). Deze man fietste dan met haar terug naar de Leinserondweg. Deze onderduiker is zes weken bij de familie Van de Ven gebleven. Zonder dat ze het zichzelf bewust was heeft Mien dus met uitgetypte radioberichten en onderduikers door Zijtaart gefietst. Een soort zijtaartse Hannie Schaft.

Verteld door Harrie en Annie van Asseldonk op 25 september 2007.     Harrie: "We kwamen een keer thuis uit school en toen was er een vreemde vrouw bij ons thuis. Ons vader zei: "Zij heeft de bus gemist. Ik ga haar naar de bushalte brengen." Later hoorden dat zij een Jodin was. Hij moest haar natuurlijk ergens onder gaan brengen."

Annie: "Miel de Jood kwam dikwijls bij ons eten halen. Bij Toon van Zutven woonde tijdens de oorlog Anita de Rooi. Onze buren Bert en Tona van Weert kwamen van schrik dikwijls bij ons (Jan van den Hurk) binnen zitten, als er vliegtuigen over kwamen."

Harrie: "Ons buurvrouw Mie Franssen was ook heel bang. Dan riep ze: "Aard! Bende wakker!" Als ons vader wakker was, dan was ze weer gerust."

Doc. GAvB.   13 mei 1943: 'Bekend gemaakt dat de radio's moeten worden ingeleverd.
7 juni 1943: 'Onze radio ingeleverd.'

De kaart is van Ties Habraken.   1943 Oorlog doc.jpg (422069 bytes)Op 2 juni 1943 werd Ties Habraken aangesteld als lid van de Blokploeg voor de Luchtbeschereming.

Medeling van Marc van den Berkmortel op 5 april 2010.   In de nacht van 11 op 12 juni 1943 bombardeerde een vloot van 114 Engelse vliegtuigen Düsseldorf. Alle vliegtuigen keerden behouden terug, op één na. Dat werd geraakt door een Duits toestel (een ‘nightfighter’) en stortte neer, in Zijtaart.

Gesprek van Marc van den Berkmortel met Tijn en Mien van den Tillaart op 13-2-2011   Vanaf 1943 wordt vooral het duitse Ruhrgebied veelvuldig gebombardeerd door engelse, canadese en amerikaanse bommenwerpers. Vooral de nachtelijke ‘raids’ zorgden voor veel onrust onder de mensen. Tijn herinnert zich dat alleen al door de overkomst van de honderden vliegtuigen binnenshuis alles stond te trillen. Mien weet nog dat als de vliegtuigen overkwamen, ze op school onder de schoolbanken moesten kruipen.

Om de geallieerde vliegers het oriënteren te bemoeilijken werden de verduisteringsmaatregelen van kracht. Huizen, straat- en fietsverlichting mochten allemaal weinig tot geen licht voortbrengen. Volgens Tijn is het ná 1945 ‘nooit echt donker meer geweest.’

Verteld door Nel Rietbergen op 17 december 2007.   “Er stortte een vliegtuig neer. Wij waren bang dat we er aan zouden gaan, dat het op ons huis zou vallen. We lagen al op bed. Hendrik riep: “Kom vlug, komt eruit, eruit! We zijn erbij.” Gelukkig vloog hij nog een klein eindje verder door.”

Doc. GAvB; Dr. Frans Govers, Corridor naar het verleden. Veghel een snijpunt in Oost-Brabant 1940-1945 (Hapert 1983) 110; Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH), verliesregister 1939-1945.   Graard van Boxmeer: Van 11 op 12 juni 1943 een vliegtuig neergeschoten bij H. Rietbergen – Zondveld.

Frans Govers: Op 12 juni 1943 explodeerde om 1.20 uur een toestel in de lucht en stortte in diverse brandende delen neer te Zijtaart.

 

Datum

12 juni 1943

Tijd

01.15 uur ’s nachts

Plaats van crash

Zijtaart (Veghel)

Vliegtuigtype

Wellington X

Vliegtuig nummer

HE593

Eenheid

Squadron 429

Eerste vlieger

Flight Sgt R.F. Conroy

 

Het vliegtuig stortte neer op de plek waar later de champignonkwekerij van Mari Vervoort gebouwd werd.

 

Medeling en foto door Marc van den Berkmortel op 6-5-2012, De foto komt van Marcel Hogenhuis (Venlo)   De Wellington die in de Heisteeg neerstortte werd neergehaald door een Duitse nachtjager, met als piloot de 31 jarige Bruno Eickmeier, van de Duitse luchtmachteenheid 2./NJG1 uit Venlo. Bruno Eickmeier wordt geboren op 25 april 1912, waarschijnlijk in de buurt van Ostenfeld (Husum), Kreis Nord-Friesland, Schleswig-Holstein. Bruno kwam zelf om in een crash in de nacht van 3 op 4  september 1943 te Brummen, bij Zutphen, nadat zijn instrumentarium het in de wolken had begeven. Deze piloot had 10 overwinningen (zogenaamde ‘aces’) op zijn naam staan.

Foto van Bruno Eickmeier
Mededeling en foto's van Marc van de Berkmortel, op grond van onderzoek via internet.   De bemanning van het neergeschoten toestel: v.l.n.r.: Burns, Densmore, Knott, Godden en Conroy. Dit is een foto van een eerdere vlucht van Conroy. Op de fatale vlucht van 12 juni 1943 waren Knott en Godden niet bij. Burns en Densmore wél, zij kwamen daarbij om net als Leitch en Nelson.




Hierboven twee foto's en hieronder een foto van Gordon Arthur Nelson, een van de drie piloten die in het wrak verbrandde.




Hiernaast een foto van Robert Conroy. Conroy was in de nacht van 5 op 6 maart 1943 bij Essen in Duitsland al een keer neergeschoten. Burns en Densmore zaten toen ook in dat vliegtuig en overleefden de crash bij Essen, net als Conroy. Bij de crash in Zijtaart was Conroy de enige overlevende, de andere vier bemannings-leden kwamen om. Conroy wist naar Engeland te ontkomen en kwam later alsnog om het leven toen zijn vliegtuig in de nacht van 24 op 25 maart 1944 bij Berlijn neergeschoten werd.

 


Een foto van Densmore













Na jaren zoeken vond Marc van de Berkmortel deze foto van navigator Glenn Arthur Leitch, die Marc op 15 september 2021 toestuurde. Hiermee hebben we nu foto's van alle bemanningsleden.

Verteld door Janus van Nunen op 15 april 2007.  

"Engelse vliegtuigen werden op de terugweg van Duitsland pas neergeschoten. Op een nacht hebben we er 23 zien vallen. Als er een vliegtuig neerkwam, dan dachten we altijd dat die op ons zou vallen. Dan lagen wij in de loop. De Duitsers zwaaiden met lichten door de lucht.

Een keer is er een in de Heisteeg gevallen, een Wellington. De staart lag bij ons in de Kamp, de rest bij Dorus van Sleeuwen. Een soldaat was te laat gesprongen met zijn parachute en lag in het Reibroek in een sloot in de modder met een parachute er overheen. Hij was dood. Willem Rooijakkers kwam bij ons en wilde gaan kijken. Onze Johan en ik gingen er mee naar toe. Willem stond schrijlings over de sloot om de dode soldaat goed te bekijken. Drie waren er in het vliegtuig verbrand. ‘s morgens kwamen de Duitsers met kisten. Bij buurman Jan van Doorn werden de piloten in een kist gelegd.

Het vliegtuig lag in stukken. Een Saks moest de staart bewaken. Hij zat bij ons op stal, hij kwam niet binnen, hij sliep op stal in een varkenshok. Hij had twee vingers verloren. De mensen uit de buurt gingen naar de staart kijken. Daar zat een mooi rubberwiel onder, zo’n soort kruiwagenwiel. Een paar grote jongens van Soffelt, ik zal hun namen maar niet zeggen, die wilden dat wiel er wel afschroeven. Die slopen er door de loop naar toe. De Saks had hun in de gaten en stond te kijken. Hij wachtte nog een tijdje. Toen hij zeker wist dat ze er naar toe gingen, schoot hij in de lucht. Harrie en Drika van de Linden die doken van schrik in een sloot toen de Saks schoot. De jongelui vertelden later dat ze bij een knotwilg stonden en dat de takjes naar beneden vielen. Toen zijn ze schielings weer naar huis gegaan, toen hoefden ze dat wiel niet meer te hebben."

Herinnering van Graard van Eert verteld op 23 februari 2007.   Graard van Eert herinnert zij dat er in 1943 een vliegtuig ‘s nachts neerstortte bij de huidige weg Krijtenburg ongeveer bij de Heisteeg. Hij hoorde de munitie knallen en alles werd verlicht door het vuur. Er klonken schoten. De volgende morgen gingen ze naar hun koeien kijken die daar net langs in een wei liepen, maar die hadden niks geleden. De Duitsers hadden het vliegtuig zien vallen vanuit hun uitkijkpost in het Everse en waren er toen al bij.

Verteld door Annie van Asseldonk - van den Hurk op 25 september 2007.   "Bij Jan van Boxmeer in de steegd was een vliegtuig neergestort. Er lag een soldaat op zijn rug in de sloot. Daar zijn wij toen wezen kijken. Dat was een heel akelig gezicht. De bomen en de heg waren kapot door het neerstorten."

Gesprek van Annie van Asseldonk - van den Hurk met Marc van den Berkmortel op 9 mei 2011   Annie van Asseldonk – van den Hurk (geboren op 30 oktober 1933) is met haar ouders in 1939 van Sint Oedenrode naar Zijtaart verhuisd. Ze woonden daar op Krijtenburg  14. Naast dit huis was een schuilkelder gegraven. Daar verbleven zij vaak bij bombardementen (vooral de aanvallen met de V1 en V2).

Annie kan zich de nacht van 11 op 12 juni 1943 nog goed herinneren. Ze weet dat het brandende vliegtuig uit de richting Eindhoven/Sint Oedenrode kwam en al brandend in stukken op en rond de Heisteeg neerkwam. Het maakte diepe indruk.

De volgende ochtend is Annie door het lange, natte gras richting de Broekkoopsteeg (nu: Bunderssteeg tussen Heisteeg en Krijtenburg) gelopen. Daar vond ze ter hoogte van het hekkegat van een stuk land van de familie van den Hurk aan de overkant in de sloot een dode piloot. Ter hoogte van waar nu de kwekerij van Mari Vervoort staat lag hij in de sloot. (Waarschijnlijk betreft het hier James Burns, begraven in Groesbeek; Conroy overleefde de crash; Leitch, Densmore en Nelson verbrandden in het wrak : MB).

“Ik ben daar erg van geschrokken; ik was een meisje van 9, bijna 10 jaar en was net alles aan het ontdekken in het leven. Zo’n ervaring vergeet je nooit meer. Ik heb daar ter plekke staan huilen bij die, voor mij toch onbekende, piloot. Hij lag met zijn gezicht naar beneden, met zijn hoofd richting Zijtaart voorover in de sloot. Zijn lichaam had zo te zien weinig tot niets geleden. Hij is waarschijnlijk zo tegen de grond te pletter geslagen. Een parachute heb ik niet gezien.” (Mogelijk is deze al eerder weggehaald: MB).

“Ik was de oudste thuis en was me op die leeftijd al aardig bewust van een hoop dingen. Ook de angst in die tijd, vooral tijdens de verblijven in de schuilkelder, vormen een blijvende herinnering in mijn leven. Ik heb daar meer van mee gekregen dan de jongere kinderen in ons gezin, die gingen daar veel onwetender mee om.”

“Ik kan me nog goed herinneren dat we vaak door de Heisteeg en soms door de Broekkoopsteeg, zoals die toen genoemd werd, naar school in Zijtaart liepen, ik war zo’n durske van een joar of tien.”  

Ook Annie is, net als veel mensen uit die tijd, veel te bescheiden wat betreft haar geheugen, want ze zingt zo een liedje voor me, dat ze op school altijd moesten zingen als de oorlog weer dreigend werd en ze onder de schoolbanken moesten plaatsnemen. Het lied gaat als volgt:

Lieve Vrouwe hoor gunstig
onze smeekbede aan,
Oh, U kunt toch, Maria,
onze bede wel verstaan.
Wij zijn alle uwe kinderen,
De oorlog drukt ons alle zwaar.
Dat Gij ons wilt beschermen,
Nu we zijn in groot gevaar.”

Als ik deze melodie nu nog hoor in de kerk of van een ander koor, dan komen bij mij nog steeds de akelige en spannende herinneringen uit die tijd naar boven, ook na bijna 70 jaar nog”, aldus Annie.

Interview door Marc van den Berkmortel op 8 september 2019   Gistermiddag ben ik samen met Ria een uur naar Bert Langens (Krijtenburg 15) geweest om te vragen of hij soms nog wat wist over de crash van de Wellington HE593 in de Heisteeg op 12 juni 1943.

Bert Langens (1933) kan zich deze nacht nog heel goed herinneren: “Ik weet nog goed dat we die nacht allemaal uit bed zijn geweest. Of we een klap hebben gehoord durf ik niet te zeggen. Wat ik me het beste herinner is de enorm grote brand, die er woedde. Het was hier maar een paar honderd meter vandaan. Overal in de wei en ver daar rondom lagen brokstukken en motoren. Ongeveer op de plek waar Mari Vervoort nu zijn bedrijf heeft staan, was het te doen. Je hebt nog jaren op dat perceel een grote plek kunnen zien, waar de gewassen niet wilden groeien.

Het wrak zal er zeker enkele weken hebben gelegen, maar werd zéér goed bewaakt door de Duitsers. Je kon en mocht er gewoon niet bijkomen. Later is het wrak grondig door de Duitsers geruimd. Wat ik me ook goed herinner is die ene Canadees, die met zijn parachute net langs of tegen een wilg aan neergestort is (dit is zéér waarschijnlijk staartschutter James Burns, waar Annie van Asselonk-Van den Hurk ook over sprak, MBE). Hij heeft het toestel kunnen verlaten, maar waarschijnlijk te laat. Hij lag onder zijn parachute half in de sloot tegen die boom aan. De anderen zijn verbrand in het toestel.”

Toen ik hem vertelde, dat er één overlevende was (F/O Robert Fitzgerald Conroy) was Bert verbaasd: “Dat heb ik nooit geweten, dat is mooi om te horen. Je mocht er gewoon niet komen. Ik ben er keer met onder andere Janus Bekkers (woonde vroeger in Zijtaart, later Boerdonk en sinds kort in Simeonshof Erp, MBE) naartoe gelopen; we moesten allemaal op een rij gaan staan en werden direct terug gedirigeerd.”

 
Interview door Marc van den Berkmortel op 12 september 2019    Janus Bekkers (1933) en zijn vrouw Maria (Lieshout, 1934) wonen nu op Simeonshof 49 in Erp. Janus (in 1943 wonend op Krijtenburg 18, later verhuisd naar Boerdonk) kan zich deze bewuste nacht van 11 op 12 juni 1943 nog goed herinneren. Zijn vader Cornelius kwam op handen en voeten terug naar binnen gekropen: “We gaan er aan deze keer!” “Het vliegtuig miste op een goede 100 meter na de boerderij. De hele lucht zat in die jaren, vooral in 1943, regelmatig vol met vliegtuigen.

’s Morgens vroeg moest ik met een paar zusters van me gaan melken en hebben we het vliegtuig zien liggen. De wrakstukken werden 24 uur per dag door 2 Duitse soldaten bewaakt. Het was verboden gebied. Mijn vader kon ook geen Duits, maar heeft wel eens met die soldaten wat staan praten. Zij vertelden, dat ze ook maar moesten, en geen keuze hadden.”

“De verongelukt piloot, die in de sloot lag, heb ik nooit zien liggen. Hij heeft er een dag of wat gelegen. Het moet een grote man geweest zijn, gelet op het gat dat later in de sloot nog te zien was. Hij (staartschutter James Burns: MBE) heeft er een dag of wat gelegen plat in de sloot. Ook Bertha van Doorn moet er nog iets van weten, woonde destijds ook bij ons in de buurt.” Van een overlevende bij deze crash had Janus, evenals Bert Langens, ook nog nooit gehoord. Was er altijd vanuit gegaan, dat niemand deze crash had overleefd.

 
Interview door Marc van den Berkmortel op 28 september 2019   Vanmiddag bij Dina Gevers-Rooijakkers (1935) in Heeswijk-Dinther geweest. Dina was getrouwd met Albert Gevers. Ook Dina (Biezen A152, nu Biezendijk 34) kan zich de nacht van 11 op 12 juni 1943 goed herinneren.

Dina hoorde de vliegtuigen altijd van ver aankomen, zo ook deze nacht. Het was deze juninacht sowieso erg druk in de lucht met bommenwerpers en jagers (er zijn deze nacht meer dan 30 vliegtuigen in Nederland neergestort: MBE). Dina was van angst altijd gauw wakker en zag dit vliegtuig al van ver aankomen. Vooral de zoeklichten kan ze zich nog goed herinneren. Dina vertelt: “Er vielen (brandende) stukken vanaf. Het vliegtuig scheerde laag over ons huis aan de voorkant (dus de kant van de Biezendijk: MBE). Het was allemaal angstaanjagend. Even later is het vliegtuig neergestort.”

Vrij snel ná de crash kwam Habraken (?) zeggen dat ze bij Rooijakkers hun onderduiker Piet Mallekoote uit Eindhoven moesten verbergen. Piet werkte bij Philips in Eindhoven en de Duitsers inden manskrachten. Piet was bij de familie Rooijakkers van 1942 tot 1945. Er bleek een piloot te worden vermist en de Duitsers zouden wel eens een razzia kunnen organiseren. Dat was niets te veel gezegd, want enkele uren daarna in de ochtend van 12 juni, kwamen de Duitsers met 3 man de hele boerderij doorzoeken. Ze zochten alles af; met ijzeren pinnen werd overal in gestoken. Maar onderduiker Piet, die in een ingebouwde kast in de bedstee zat, werd niet gevonden.

Het was voor de familie Rooijakkers sowieso gevaarlijk om een onderduiker in huis te nemen. Een zoon van Mie Franssen (eerder getrouwd met Adriaans), Driek, was bij de SS, en een slechterik. Mie kwam altijd zeggen als ‘onzen Driek’ thuis was. Mie en haar zoon Driek woonden op de Weievenseweg 40 tegenover Aard van Asseldonk, Weievenseweg 42.

Het had met deze razzia heel anders kunnen aflopen. Op zoek naar een piloot, hadden de Duitsers deze onderduiker kunnen vinden. “Als ik nu over Krijtenburg rijd, moet ik ter hoogte van de Heisteeg tóch weer altijd aan die tijd terugdenken. We probeerden bij het wrak te komen voor de aluminium strips, waar we ringen van konden maken.”

Verder pratend komen we uit bij de septemberdagen van 1944, als Harrie en Dilia Vissers bij Rooijakkers zijn ingekwartierd. Op een zaterdagmorgen zijn Harrie Vissers en de vader van Dina (Jan Rooijakkers) teruggegaan naar de Willibrordushoek in Eerde. Dit was voor Harrie hartverscheurend. Bij de put lag een lijk, in de kamer twee. Samen hebben Harrie en Jan toen nog de koeien gemolken.

Ná deze spannende septemberdagen, de familie Rooijakkers woonde vlakbij Logtenburg, lagen er nog Engelse en Canadese soldaten bij hen ingekwartierd. Zij liepen met hun laarzen de complete trap naar de zolder kapot.

Vervolgens vertelt Dina nog een verhaal over een vrachtwagen vol Duitse krijgsgevangenen uit Logtenburg. Deze Duitse soldaten werden bij de familie Rooijakkers tegen de zijgevel van de boerderij gezet. De veelal jonge soldaten hadden angst; sommigen huilden zelfs. Later zijn ze naar Vught gebracht.

Ook vertelt Dina nog over de Koeveringse Molen, waar molenaar Piet Hoedemaekers clandestien ’s nachts koren maalde. Dit koren was dan niet ‘geverfd’. “Ome Willem en mijn vader hadden samen een dorskast”, aldus Dina: “en met dit niet geverfde koren werd brood gebakken.”

Ter afsluiting vertelt ze nog over politie-agent Daan Coolen uit Sint-Oedenrode, die bovengronds met de Duitsers samenwerkte, maar ondergronds bij het verzet actief was.

 
Uit het Engels vertaald en wat ingekort, het origineel werd geschreven door Elizabeth McMichael en Ales Morrison, toegestuurd door Marc van den Beerkmortel  

Op 11 juni 1943 was Gerald’s bemanning een van de 18 vliegtuigen van squadron 429 die gestuurd waren om Dusseldorf in Duitsland te bombarderen. The hele vloot bommenwerpers bestond uit 783 vliegtuigen, waaronder 143 Wellingtons. Dat was het grootste aantal bommenwerpers dat in een nacht Duitsland aanviel. 38 vliegtuigen keerden niet terug, drie van squadron 429, waarvan het vliegtuig van Gerald Conroy er een van was. Het werd neergeschoten door de 31-jarige Duitse piloot Bruno Eickmeier van 2/JG1, die zelf neerstortte in de nacht van 3 op 4 september toen zijn instrumenten het begaven terwijl hij door dichte mist vloog.

 

Om 2.50 uur ’s middags, stuurde het personeel van squadron 429 een urgent telegram naar HQ 6 groep, met het bericht dat Gerald en zijn bemanning niet terug waren gekeerd van de vlucht van afgelopen nacht. Gerald overleefde, maar zijn bemanning kwam om. Hij bereikte Gibraltar, daarna Engeland en keerde terug naar Canada voor vakantie im November 1943. Elizabeth herinnert haar oom van dit bezoek.

 

Sergeant Conroy en zijn bemanning kwamen niet terug van hun vlucht. Deze vlucht was bijzonder om dat Conroy er in slaagde om niet opgepakt te worden in bezet Europa en veilig Engeland te bereiken. Helaas overleefde alleen hij het. Sergeant Conroy beschrift zijn tocht.

 

De nacht was helder en de maan bijna vol. We waren juist naar een hoogte van ongeveer 17,000 voet geklommen voordat we de vijandelijke grens (de Nederlandse kust) overstaken waar we het gebruikelijke afweergeschut tegenkwamen en wat lichte ontwijkende manoeuvres maakten. We zagen een nep-vliegveld ongeer 2 kilometer ten zuidwesten van Oirschot met namaak vliegtuigen die eruit zagen alsof ze aan het opstijgen waren.

 

The Wellington bleef op ongeveer deze hoogte vliegen, en er gebeurde niets bijzonders totdat we in de buurt van Eindhoven kwamen, maar ik denk dat we op dit punt enkele kilometers ten noorden van de route vlogen.

 

Ik was juist begonnen aan een klim naar 19.000 voet en maakte slechts een lichte beweging, toen een aantal explosies direct beneden het vliegtuig plaats vonden. Ik dacht aan luchtafweergeschut. Ik zag alleen rode vonken en flitsen in zijn ooghoeken. Ik probeerde direct een ontwijkende beweging te maken, maar ontdekte dat ik geen controle meer had over het vliegtuig. Direct na de explosies was het vliegtuig in een duikvlucht naar beneden geraakt en buiten controle. Ik probeerde om het vliegtuig weer onder controle te krijgen, maar de bewegingen met de stuurknuppel hadden geen enkel effect op het vliegtuig en ik gaf bevel het vliegtuig te verlaten. De tijd tussen dat het vliegtuig geraakt werd en het bevel het vliegtuig te verlaten was minder dan een minuut.

 

Ik kreeg geen reactie op dit bevel van niemand van de rest van de bemanning, en ik dacht dat de intercom beschadigd was geraakt in de aanval. Ik verliet mijn stoel en opende de deur achter me. Ik zag een bemanninglid, ik denk dat het de navigator was, naar voren komen met zijn parachute aan. Omdat het vliegtuig nog steeds volledig stuurloos naar beneden dook, pakte ik in mij parachute van het rek en deed het aan. Ik zag dat het op twee plaatsen nogal gescheurd was. Toen opende ik het ontsnapluik en dook naar buiten met mijn hoofd eerst en mijn helm ap. Ik trok vrijwel direct aan het touw en de daling duurde ongeveer twee minuten. Ik landde in een zacht open veld ten zuiden van Eindhoven (moet zijn Zijtaart) en maakte een behoorlijke smak.

 

12 juni. Ik landde in een veld niet ver van de neergestortte Wellington (vlak bij Zijtaart enkele kilometers ten zuiden van Veghel). Ik begroef mijn parachute in de modder in een veld en droeg mijn ‘mae west’ totdat ik die ergens in een sloot kon verbergen. Toen begon ik in noord-westelijke richting te lopen, weg van het toestel, dat ongeveer 2 kilometer verderop aan het branden was. Ik liep door tot het ochtend werd en hield me de hele volgende dag verborgen midden in veld met hoog koren.

 

13 juni. Ongeveer een uur voordat het donker werd kwam ik uit het korenveld en begon te lopen totdat ik in de buurt van een dorp kwam. Daar hield ik me ’s nachts verborgen in een ander korenveld. ’s Morgens rond een uur of 10 begon ik weer te lopen, maar na ongeveer een uur kwam ik aan een verhardde weg met veel verkeer. (mogelijk de weg van Den Bosch naar Eindhoven). Ik besefte dat ik niet ongezien de weg over kon steken. Omdat ik nog steeds mijn uniform aan had hield ik me verstopt in een sloot langs de weg. Tot op dat moment had ik wart chocola gegeten van mijn ontsnappings kistje, en ik een paar koeien gemolken in mijn waterfles. Om 10 uur ’s avonds kwam ik uit de sloot, stak de weg over en ik liep de hele nacht door in noord-westelijke richting door de velden. Ik bleef de volgende dag (14 juni) de hele dag doorlopen.

 

14 juni. Om 2 uur ’s middags stopte ik bij een afgelegen boerderij. Ik hield de boerderij ongeveer een uur lang in de gaten en zag alleen een vrouw en twee kinderen. Ik zal ook dat er geen telefoondraad naar het huis liep. Het regende, ik had het koud en was hongerig. Ik ging naar het huis en kreeg wat te eten, nadat ik de vrouw duidelijk had weten te maken wie ik was. Ze was erg vriendelijk maar wilde me duidelijk niet in huis houden. Uiteindelijk zei ze dat er politiemannen in de buurt waren, maar ik denk dat dit slechts een smoesje was om mij kwijt te raken.

 

Ik liep weer verder in noordwestelijke richting tot ongeveer 10 uur ’s avonds. Ik stopte bij een andere afgelegen boerderij. De enige mensen die ik er zag was een vrouw en een klein meisje, maar toen ik naar binnen ging, zag ik dat er twee mannen waren. Zonder te zeggen wie ik was, vroeg ik om wat eten. Ze herkenden mijn uniform niet, ik had er de insignes afgehaald. Toen sprak ik met een van de mannen alleen, en ik wees op een verwijzing naar de Britten in een krant die ik twee dagene erder in het veld gevonden had. Toen ze ontdekten dat ik een Brit was gaven ze me een goede maaltijd.

 

Na ongever een uur gingen de twee mannen weg en ze kwamen terug met een man van de naburige plaats Oirsschot, ongveer 10 kilometer ten zuidoosten van Tilburg. Toen ik de man (mogelijk veearts Dr. Roelvink) vertelde dat ik naar Spanje wilde, zei hij dat dat onmogelijk was, en hij stelde voor daar te bliijven gedurende de rest van de oorlog, of anders om te proberen naar Zwitserland te gaan. Toen ik bleef aandringen dat ik naar Spanje wilde gaan, name hij me mee naar eeb ander huis in hetzelfde dorp (ten oosten van Oirschot). Daar sliep ik die nacht in een schuur.

 

15 juni. De volgende dag bracht de man uit Oirschot me burgerkleren en nam me ’s middags mee naar zijn huis. We gingen met de auto naar Esbeek aan de Belgische grens, ongeveer 12 kilometer ten noord-oosten van Tilburg, waar hij me achterliet in een restaurant. (waarscshijnlijk vakantiehotel Rustoord). Om 8 uur name een Nederlandse politieman (marechausee, in dit geval Karst Smit van de Smit – Van der Heijden groep) een pasfoto van me mee om voor mij een Belgisch identiteitskaart te regelen. Ik sliep de nacht in het huis van de eigenaar van het restaurant.

 

Een van de Nederlandse politiemannen vertelde me dat RAF piloten die door een politieman in Nederland gestopt wordt, zich direct moet identificeren. Hij vertelde van een geval dat een RAF piloot opgepakt was door een agent en zijn identiteit verborgen hield. Hij werd toen naar het hoofbureau van de politie gebracht, waar de agent niets meer kon doen om te voorkomen dat hij aan de Duitsers overgeleverd zou worden. Als hij meteen gezegd had wie hij was, dan had de politieman hem over de grens gebracht.

 

Om 8 uur ’s avonds nam de politieman me mee naar een gegraven hol in de bossen ten zuiden van Esbeek (landgoed de Utrecht) waar vier nederlandse studenten zich verborgen hielden om de werkverschaffing in Duitsland te ontlopen. Ik bleef bij hen tot de 18e ’s morgens.

 

18 juni. Om 5 uur ’s morgens nam een andere politieman me per fiets mee naar een plaats in een bos op ongeveer 2 kilometrer afstand van de Belgische grens. Vanaf hier liepen we naar de grens, waar de eerste politieman dienst deed. Hij gaf me een Belgische identiteitskaart en gaf me over aan een smokkelaar (Vos, Jos van der Heijden) en zijn zoon (Eugene van der Heijden). De laatste, een student die Engels sprak, nam me mee over de grens naar een dorp (Weelde), vanaf waar we met de tram naar Turnhout gingen. Via Antwerpen gingen we naar Brussel waar we rond de middag arriveerden. (In Brussel was hij overgedragen aan Marie Krauss, een mode-ontwerper, die op dat moment de contact-persoon was voor de Nederlandse Hilvarenbeek groep).In Brussel ontmoette ik sergeant Bailey, ook van het 429 squadron in Brussel. Hij vertelde me dat ook hij in dezelfde nacht neergeschoten was door een jager in de buurt van de Belgisch-Nederlandse grens, en dat drie van zijn bemanningsleden gevangen genomen waren. In Brussel werd me ook verteld dat een van mijn bemanningsleden gevangen genomen was.

Vanaf hier was mijn reis georganiseerd door de organisatie van verschillende afdelingen van het ondergronds verzet.

 

Mensen als hij werden doorgegeven van de ene persoon naar de andere, zonder dat men meer wist dan de volgende contactpersoon. Vaak werd een piloot pas opgepikt als degene die hem ergens afgeleverd had het gebied alweer verlaten had. Via de ene na de andere afdeling aan wie zij steeds overgedragen werden, bereikte Conroy eind september Gibraltar  en vanaf daar keerde hij terug naar Engeland.

 

 

Doc. GAvB; Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH), verliesregister 1939-1945.   Graard van Boxmeer: Van 16 op 17 juni 1943 'vielen vliegtuigen bij Janus Ven op het Middegaal, een in Schijndel en een op de Donk.'

NIHM:

Datum

15 juni 1943

Tijd

00.59 uur ’s nachts

Plaats van crash

Schijndel

Vliegtuigtype

Lancaster III

 

Datum

17 juni 1943

Tijd

00.59 uur ’s nachts

Plaats van crash

Middegaal (Veghel)

Vliegtuigtype

Lancaster I

 

Datum

17 juni 1943

Tijd

01.41 uur ’s nachts

Plaats van crash

Boerdonk

Vliegtuigtype

Lancaster III

 

Doc. GAvB; Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH), verliesregister 1939-1945.   Graard van Boxmeer: 21 juni 1943: 'De lucht vol vliegtuigen, 8 ervan werden neergeschoten, alle hier in de omgeving.'

NIHM: 

Datum

22 juni 1943

Tijd

01.23 uur ’s nachts

Plaats van crash

Uden (Eikenheuvel)

Vliegtuigtype

Halifax II

 

Datum

22 juni 1943

Tijd

01.23 uur ’s nachts

Plaats van crash

Oeffelt – Haps

Vliegtuigtype

Lancaster III

 

Datum

22 juni 1943

Tijd

01.29 uur

Plaats van crash

St, Anthonis – Oploo

Vliegtuigtype

Stirling I

 

Datum

22 juni 1943

Tijd

01.32 uur

Plaats van crash

Boxtel (achter café de Ketting)

Vliegtuigtype

Lancaster I

 

Datum

22 juni 1943

Tijd

01.32 uur ’s nachts

Plaats van crash

Dinther

Vliegtuigtype

Lancaster III

 

Datum

22 juni 1943

Tijd

01.58 uur

Plaats van crash

Kaathoven (bj Berlicum)

Vliegtuigtype

Halifax II

 

Datum

22 juni 1943

Tijd

02.04 uur ’s nachts

Plaats van crash

Boxtel (landgoed Den Eikenhorst)

Vliegtuigtype

Halifax II

 

Datum

22 juni 1943

Tijd

09.02 uur ’s morgens

Plaats van crash

Heusden – Asten

Vliegtuigtype

Lancaster III

 

Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH), verliesregister 1939-1945.  

 NIMH

Datum

23 juni 1943

Tijd

01.55 ’s nachts

Plaats van crash

Veghel op de grens met Dinther

Vliegtuigtype

Halifax II

Vliegtuig nummer

JB855

Eenheid

Squadron 78

Eerste vlieger

F/Lt. L.H. Knight

 

Datum

17 juli 1943

Tijd

 

Plaats van crash

Veghel

Vliegtuigtype

Mosquito FB IX

Vliegtuig nummer

LR 502

Eenheid

Flight 1409

Eerste vlieger

S/Ldr. P.I. Cunliff-Lister

 

Dr. Frans Govers, Corridor naar het verleden. Veghel een snijpunt in Oost-Brabant 1940-1945 (Hapert 1983) 110-111.    Op 29 juli wordt vermeld ‘dat te Zijtaart op het korenveld van J. van Doorn bij het rogge maaien een projectiel was tevoorschijn gekomen, dat er ogenschijnlijk als een phosphor brandbom uitzag. Het boven de grond uitstekende gedeelte was ongeveer 20 centimeter lang, met staartstuk en geel geverfd, terwijl de kleur verder overging in rood. Diameter ongeveer 12 centimeter. Vermoedelijk is het projectiel afkomstig van het ter plaatse neergestorte vliegtuig enkele maanden geleden.’

Doc. GAvB.   Van 25 op 26 juli 1943: 'zeer veel vliegtuigen overgekomen, 5 stuks zien vallen.'

30 juli 1943: 'Eerste luchtaanval overdag boven Veghel, luchtgevecht.'

Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH), verliesregister 1939-1945.  

Datum

28 juli 1943

Tijd

01.20 ’s nachts

Plaats van crash

Veghel Gasthuisstraat

Vliegtuigtype

Mosquito IV

Vliegtuig nummer

DZ458

Eenheid

Squadron 139

Eerste vlieger

F/O E.S.A. Sniders

 

Verteld door Annie Berkmortel - Timmers op 21 februari 2007.    Annie Berkmortel - Timmers, geboren op 22 juni 1938, vertelde: “Het eerste wat ik me kan herinneren van de oorlog zijn de aluminumstrips die uit de vliegtuigen werden gestrooid [radar misleiding]. Daar speelden we altijd mee.”

Herinneringen van de kinderen van Bakel in de jaren tachting door Jan van Bakel in Canada op schrift gesteld, collectie Mari Brugmans.   Maria van Bakel herinnerde zich dat ze in de kelder sliep, en dat ze erg bang was als de bommenwerpers over hun huis vlogen. Tijdens de oorlog moest de familie Van Bakel een keer twee-drie dagen in het huis doorbrengen. Vader Frans van Bakel pakte op een gegeven moment zijn fiets om naar het vee te kijken. Onderweg ontmoette hij zes of zeven Duitsers die zijn fiets wilden hebben. Frans weigerde dat, maar toen een van hen zijn geweer op hem richtte, gaf hij zijn fiets vlug af.

Herinneringen van de kinderen van Bakel in de jaren tachting door Jan van Bakel in Canada op schrift gesteld.      

Jan van Bakel: “De Duitsers namen al onze fietsen en ons enige paard mee. Ze namen zelfs het kleine fietsje van Harry mee. Maria Bresser, die uit Eindhoven gevlucht was en op onze boerderij verbleef, sprak vloeiend Duits en zij vroeg aan de soldaten, waarom zij dat kleine fietsje meegenomen hadden, waar ze toch niks aan hadden. De Duitsers vertelden haar dat zij dat moesten. Het kleine fietsje van Harry werd later – helemaal vernield – teruggevonden in Eerde.”

Herinneringen van de kinderen van Bakel in de jaren tachting door Jan van Bakel in Canada op schrift gesteld.  

Jan van Bakel: “Onder de duitse bezetting mochten we zelf geen boter maken of meel malen van ons koren. Boeren mochten zelfs hun eigen varkens niet meer slachten. Het meeste voedsel was op de bon. Toch maakten we steeds boter voor onszelf achter in de tuin onder de grote appelboom, waar niemand ons kon zien. Vader maakte nog steeds meel met een handmolentje, dat door de Duisters verzegeld was. Als de Duitse controleurs kwamen om de verzegeling te controleren, klaagde vader altijd: “Die verdraaide kinderen hebben met de machine gespeeld en zullen het zegel weer kapot gemaakt hebben.” Vader slachtte ook het enige overgebleven varken, dat groot en dik werd, in een geheim hok onder de houtmijt.

We hadden verscheidene vrienden uit de stad en ze kwamen vaak naar onze boerderij voor een goede maaltijd en moeder gaf hen een stuk zelfgemaakt brood en boter mee naar huis.”

Herinneringen van Marietje van de Wijgert - Kanters, verteld op 14-01-2007.   Houtman van de brandweer uit Eindhoven kwam vaak met zijn rooie brandweerauto op zondagmorgen naar Toon Kanters op Zijtaart om er boter, eieren en zo te kopen. Janus Bie, Piet van Asseldonk, Jan van de Tillaart en anderen brachten de landbouwartikelen om die te verkopen. Op een keer kwam de rode brandweerauto aanrijden met daar achter een Duitse jeep van de Duitse politie. Het was illegale handel en er moest een einde aan komen. Jan van de Tillaart is toen nogal bang geweest dat hij opgepakt en naar kamp Vught gebracht zou worden, maar er is verder gelukkig niets gebeurd.

Toon Kanters fietste een keer over straat met een zak koren op de stang. Op een gegeven moment kwam er iemand naast hem fietsen. Toon buurtte wat en vertelde dat hij die zal naar de mulder ging brengen. Dat was illegaal, alles moest geleverd worden aan de Duitsers. "O," zei de vent, "dan moet ik je toch een proces verbaal geven, want ik ben controleur."


Doc. GAvB.    In de Tweede Wereldoorlog ruilden de Zijtaarse boeren ook vaak etenswaren tegen landbouw-benodigdheden. Notitie van Graard van Boxmeer van 26 maart 1943: 'Geruild bij Klomp Buuters, draadfabriek, 50 kg puntdraad +/- 650 meter, niet gegalvaniseerd, voor 5 pond boter. 2 1/2 kg draadkrammen voor 10 eieren, 1 kg gaaskrammen voor 2 eieren.'

Brabants Dagblad, juni 2001.   Op een reünie in 2001 verhaalde een van de klasgenoten van pater Harry van de Ven, geboren in 1933, over vroeger: "We hadden in die tijd een meester die Groot Bruinderink heette. Die liet ons elkaars dictees nakijken. Als je dan een fout liet zitten, kreeg je een tik met het latje. Dat mocht toen nog." Een andere leerling vulde aan: "En als je destijds op school een draai om je oren had gekregen en je zei er thuis wat van, dan kreeg je er daar nog eentje bij."

Doc. GAvB; afbeelding: collectie Mari Brugmans.   1 september 1943: Gestolen bij Jan van de Biggelaar een transportfiets, een paar laarzen en 3 konijnen. Bij M. van de Linden en H. Schevers ook een transportfiets gestolen.

Afbeelding: 'Ausweis' van Harry van Boxmeer, afgegeven op 30 september 1943.

Dr. Frans Govers, Corridor naar het verleden. Veghel een snijpunt in Oost-Brabant 1940-1945 (Hapert 1983) 157.  

Bertha van de Tilaart vertelt duidelijk aangedaan over een Jodin die ongeveer een jaar bij hen thuis op Hoeve Corsica ondergedoken heeft gezeten. Ze werd Fientje genoemd. “Persoonlijk was ik goed met haar bevriend. We fietsten vaak samen naar het zwembad en de bibliotheek. Ze dacht veilig te zijn, met gebleekte haren en een vals persoonsbewijs. Helaas – omstreeks oktober/november 1943 – kwamen drie leden van de Gestapo om haar op te halen. Bij mijn terugkomst uit Veghel waarschuwde een buurvrouw mij, dat er ‘controleurs’ bij ons waren. Nu ja, die kwamen er wel meer op de boerderij, dus fietste ik niets vermoedend naar huis. Ik zag de auto wel staan, maar had nog nergens erg in. Ik stapte de achterdeur binnen en drie mannen kwamen op me toe gevlogen en vroegen mijn moeder: “Is ze dat?” “Neen,” zei mijn moeder, “dat is mijn dochter.” Op een familiefoto die in de kamer hing, moest mijn moeder aanwijzen, waar ik stond, omdat ik met mijn donker uiterlijk best voor een Jodin kon doorgaan.

Iedereen bij ons had het werk moeten neerleggen en moest in de kamer blijven. Ik vroeg of ik even naar boven mocht en dacht: Als Fientje nu gauw komt, kan ik haar een teken geven om terug te blijven. ’t Duurde echter te lang en ik moest naar beneden komen. Met bevende knieën heb ik zitten wachten, wat er zou gebeuren. Ze vingen Fientje op aan de achterdeur, stompten haar ruw naar binnen en ontnamen haar de handtas, die zij droeg, schudden die leeg op tafel en zagen een rozenkrans. Een van de drie nam hem op en smeet hen door de kamer heen en zei: “Dass ist camouflage; das haben sie allen.” Zij wisten dat ze niet Fientje Huis was, maar mevrouw Goldstein uit Amsterdam. Wat zij ons verteld had over een neefje en een nichtje in Venlo bleken haar kinderen te zijn: Anne-Marie en Maurice. Zij zelf was juriste bij de kinderrechtbank in Amsterdam."

Gesprek met Piet van de Tillaart op 28 juni 2007.   Piet van de Tillaart: “We werden door de Gestapo tegen de muur gezet en ondervraagd. Ze moesten Fientje hebben. Zij kwam met de fiets uit Veghel en liep zo in de armen van de Gestapo. Die lelijke varkens sloegen haar. Ik ben blij dat ik toen geen wapen bij me had, want als ik een geweer had gehad, dan had ik ze neergeschoten. Ondanks dat ze geslagen werd, hield ze vol dat wij niet wisten dat zij een Jodin was. Dat heeft ons gered. Haar twee kinderen hebben de oorlog allebei overleefd.”

Dr. Frans Govers, Corridor naar het verleden. Veghel een snijpunt in Oost-Brabant 1940-1945 (Hapert 1983) 157-159.   Bertha van de Tillaart: "Ze hebben haar meegenomen en we hebben haar nooit meer gezien. Ongeveer een week later kregen we via de ondergrondse een briefje van haar, waarop stond: ‘Bedankt voor alles. Een laatste groet uit Amersfoort. Fientje.’ Daarna is zij naar Dachau gebracht. Na de oorlog hebben wij via het Rode Kruis geprobeerd te achterhalen of zij nog leefde, maar helaas tevergeefs.”

Na het oppakken van Fientje besloot de Veghelse verzetbeweging om Joodse onderduikers een snelcursus Protestantisme te geven en ze als Protestant door te laten gaan. De Veghelaren zouden dan beter bereid zijn te helpen en het zou voor hen ook veiliger zijn.

Doc. GAvB.   10 oktober 1943: 'Een luchtgevecht boven Veghel, 1 Amerikaanse bommenwerper neergeschoten bij Fassbender in Eerde.'

Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH), verliesregister 1939-1945.  

Datum

20 oktober 1943

Tijd

15.12 uur ’s middags

Plaats van crash

Eerde (Veghel)

Vliegtuigtype

B-17F

Vliegtuig nummer

42-30719

Eenheid

390BG/569BS

Eerste vlieger

2de Lt. H. Schuyler

 

Interview met Johan van Sleeuwen op 1 maart 2007, bericht van Marc van den Bermortel in September 2012.   Bert van Sleeuwen had een rijkarretje en heeft er verschillende Engelse piloten mee in veiligheid gebracht. Die kregen dan een overall aan en werden gewoon overdag naar Corsten (Heihoef) gebracht. Johan van Sleeuwen: “Ik heb horen zeggen dat ze vanaf daar ’s nachts weer opgehaald werden met een wagen van destructor.

Mogelijk was een van hen de piloot die Richard van Nunen op 20 oktober 1943 geholpen had.
 
Brabants Dagblad, januari 2006.   Op 20 oktober 1943 bracht Richard van Nunen bij Zijtaart met gevaar voor eigen leven twee Amerikaanse bemanningsleden van een aangeschoten B17-bommenwerper in veiligheid. Nadat hij de aan een parachute neergekomen Bill Doherty en schutter Frank Killarney in een overall had laten hijsen, verborg hij ze in het struikgewas. 's Avonds werden ze opgehaald; het begin van een tocht langs 'safe houses'. Het eerste safehouse was bij Otten in Erp.

De USAAF B-17, bommenwerper 42-3439 met aan de stuurknuppel Geyer en Surdez probeerde na een missie op Düren (D), op 20-10-1943 de thuis basis Snetterton Heath in Engeland te bereiken. Het vliegtuig was tijdens een vuurgevecht met een Duitse jager op een hoogte van 7 Km zwaar getroffen, het verloor een motor en kon de bommenluiken niet meer sluiten. Na enkele aanvallen was de achterzijde van het vliegtuig zo beschadigd dat het vliegtuig onbestuurbaar was geworden, het commando “Bail out” werd dan ook snel gegeven. Vijf bemanningsleden konden boven Noord-Brabant uit het vliegtuig springen. Het vliegtuig vloog op de automatische piloot verder met nog vijf gewonde of gesneuvelde bemanningsleden aan boord. Om 14:45 boorde zich de Amerikaanse bommenwerper in twee woonhuizen in het dorp De Bilt. Hierbij kwamen 3 burgers en 5 Amerikaanse bemanningsleden om het leven.

Een van de vijf gesprongen bemanningsleden bomb Lt. Donald O. Mills kwam bij St. Oedenrode aan de grond en wist via Gibraltar Engeland te bereiken. De twee piloten Geyer en Surdez kwamen in de buurt van het Brabantse dorp Dinther neer, de precieze locatie is niet bekend, een van hen was gewond; bij de landing was hij in telefoondraden terecht gekomen en hij werd later met inwendige bloedingen in een politiebureau opgevangen. Later zijn ze door de Duitsers waarschijnlijk via Den Bosch naar Amsterdam afgevoerd alwaar hij verder behandeld werd.

De twee anderen, Doherty en Killarney kwamen neer bij Erp. Zij doken onder bij de familie Otten, via de onderduik organisatie werden ze op de 23 ste naar Sevenum overgebracht, daarna werden beide heren in Maasniel geholpen door de familie Gorris. Van Maasniel uit zijn ze in Tilburg terecht gekomen, geholpen door J. van Eerdewijk zaten ondergedoken bij pilotenhelpster "Tante Coba"- Pulskens. 17 Dagen wisten zij uit de handen van de Duitsers te blijven en werden zij uiteindelijk na 17 dagen op 7 nov. 1943 in Tilburg door de SIPO opgepakt. Beide bemanningsleden kwamen uiteindelijk ieder in een krijgsgevangenkamp terecht en werden in April 1945 bevrijd.

Achter v.l.n.r.: Onbekend, Alexander Joseph Guilianelli, Frank James Killarney, Edward Leslie Lantron, James Arthur Parker, onbekend. Voor v.l.n.r.: Charles Francis Geyer, Robert Paul Surdez Jr., Donald Oliver Mills, William John Doherty. Eén van de 2 onbekenden kan Charles Robert Randal zijn geweest. De laatste gesneuvelde was Aäron Murry Becker; hij maakte geen vast onderdeel uit van de bemanning

Co de Swart, oorlogsonderzoeker en ooggetuige van de crash in De Bilt, wist uiteindelijk alle familieleden van de 10 bemanningsleden bijeen te krijgen, inclusief de familieleden van de Duitse piloot Burkert voor een reünie in 2008.

Dagblad de Limburger van 28-04-2014, toegestuurd door Marc van den Berkmortel.  

Het artikel gaat over navigator Bill Doherty, één van de twee piloten die op 20 oktober 1943 door Richard van Nunen werden geholpen onder te duiken.

 

Feestgids 25-jarige jubileum Jong Nederland 1970.   Voordat het jongensgilde na de oorlog officieel opgericht werd, was er volgens een bericht van Cor de Visser al een aanloop geweest: 'In het najaar van 1943 werd bij de eerwaarde heer Boelaars (rector van het klooster) en mij het plan geboren om een eenvoudig jongensclubje op te richten. De bedoeling hiervan was om deze jongens in clubverband samen te brengen en hun een meer sociale en culturele aanpas te geven aan het leven. (..) Van de ouders kregen we steeds de grootst mogelijke medewerking. Daar de bezetter alle verenigingsleven verboden had, moest dit alles clandestien gebeuren. 'n Twintigtal jongens begon met groot enthousiasme het grote avontuur onder de naam 'Jonge Wacht'.'

Doc. GAvB.   3 november 1943: 'Honderden vliegtuigen naar Duitsland met bommen.'
5 november 1943: 'Luchtgevechten boven Veghel.'

Verteld door Annie van Asseldonk - van den Hurk op 25 september 2007.     Annie: "Ik geloofde niet meer in Sinterklaas. Op een dag kwamen er twee Zwarte Pieten op bezoek. Ik zag direct dat het Harry van Sleeuwen en Albert Oppers waren. Ik zei: "Ik weet wie jullie zijn."  Toen moest ik met de Zwarte Pieten mee. Ik ben toen meegenomen helemaal tot aan Aard Langens."

Bericht Martien van Asseldonk d.d. 8 december 2007.   Toen de Duitsers door kregen dat er op grote schaal gefraudeerd werd met de bestaande Distributie Stamkaarten besloot men om een nieuwe stamkaart in te voeren.  Dit document werd de "Tweede Distributie Stamkaart" genoemd en werd in december 1943 ingevoerd. Men trachtten onderduikers en illegalen te treffen door persoonsbewijs, stamkaart en inlegvel te koppelen met nummers die over en weer moesten kloppen.

Bouwstijlen - Thema's - Groei - Organisaties - Veldnamen
Afkortingen - Toelichting verenigingen - Toelichting Huizen - Toelichting Kroniek - Downloads