BHIC, toegang 7700, schepenbank
Veghel, inv. nr. 110, fol. 112. |
|
In 1790 wilde Jennemie Janse van Lieshout, vrouw van
Johannes van Itero, haar man krankzinnig laten
verklaren, zodat zij voortaan hun bezittingen alleen kon
beheren. Voor dat doel vroeg ze haar buurman Willem Jan
van de Tillaard en Gerrit Willem Vervoort (nu
Jekschotstraat 3)
verklaringen af te leggen voor de Veghelse schepenen.
Gerrit verklaarde
op 2 januari 1790 dat hij Johannis van Itero een keer
bij hem thuis op de hooibalken had neergelegd. Van Itero
wilde niet blijven liggen en sprong als een krankzinnige
van de hooibalken of op de dorsvloer, terwijl de hooibalken
zeker drie meter of meer hoog waren. Gerrit klom snel
naar beneden, maar kon Van Itero niet meer vinden. Hij
zag dat er een gat in de schuurdeur zat waardoor Van
Itero wel weggekropen zou zijn.
Op een andere keer was J. van Itero bij Gerrit Vervoort in huis. Gerrit had
toen een ‘stroijwis’ om zijn been. J. van Itero ging er
plotseling vandoor, zeggende: “Ik sie nu wel wat et
te doen is, gij zult mij kapot maken.” Gerrit
Vervoort was ook kleermaker. Toen Van Itero een andere
keer bij hem op bezoek was, zag hij dat Gerrit met zijn
mes een aftekening van een broekspijp op het wasbord
maakte. Toen hij het mes zag, zei Van Itero, “Ik
sie wel wat hier sal te doen sijn. ik moet nu gaan, want
gij sult mij nu kapot maken.” Gerrit Verklaarde dat
hij Johannis van Itero als krankzinnig beschouwde.
Willem Jan van de Tillaard verklaarde dat hij een keer
op de dijk van Veghel naar Sint-Oedenrode liep (de
huidige Biezendijk). Hij heeft Van Itero ‘sien wandelen
en de dijk kruijsweegs als een kranksinnig man sien
passeeren.’ Van de Tillaard vroeg aan Van Itero, waarom hij zo gek over de dijk zwalkte, steeds
van de ene kant naar de andere kant. J. van Itero zei: “Ik
doe dat voor penetentie,” zonder dat Van Itero
dronken was. Toen verweet Van Itero Willem Jan van de
Tillaard opeens, dat hij twee dagen met zijn vrouw weg geweest
was. Van de Tillaard verklaarde dat hij Van Itero in
alle opzichten geschift achtte en niet in staat om zijn
bezit zelf te beheren.
|