Kroniek van het jaar 1740
R101, fol. 128 (24-3-1740) |
|
Het ging niet goed met de bejaarde Adriaen Aelbert Broekmans uit
Veghel. Zijn vrouw was overleden, hij was tot armoe vervallen en
hij had “vallende ziekte”. Hij was van plan om terug te keren
naar zijn geboortestad Gelder. Misschien dat het stadsbestuur,
of anders zijn tante Anna Broekmans, als die tenminste nog
leefde, zich over hem wilde ontfermen. Zijn buurman, Marten van
Kilsdonk, oud-president-schepen, bood “ter lieffde” aan hem te
vergezellen.
|
R101, fol. 151v (31-8-1740) |
|
Francis van der Linden uit Veghel was op 20
augustus 1740 met vijf karren geladen met kleine tonnen boter
naar Den Bosch gereden, samen met Jan Tonis Verhoeven en Dielis
van Wil. Men moest daarvoor in Veghel tol betalen en dat briefje
in Den Bosch bij de Hinthamerpoort laten zien. Frans had de
tolbrief van de eerste twee karren laten zien en was
doorgereden. Jan Tonis Verhoeven volgde met 2 karren. Jan liep
achter de tweede kar, en het eerste paard liep het tolhuis
voorbij. Jan rende er naar toe, maar de tollenaar, Jan Hoele,
was hem voor. Die leidde het paard en kar de boomgaard in.
Jan Hoele liep zo hard, omdat nu gedreigd kon worden met een forste
boete, die vervolgens afgekocht kon worden. Dat was een beetje
flauw, want van kwade bedoelingen was immers geen sprake.
Desalniettemin werd er gedreigd met een boete van maar liefst
250 gulden. Na de nodoge onerhandelingen waarbij het een en
ander verteerd werd, werd iets minder dan 10 gulden
betaald om de boete af te kopen.
|
II-B-5, fol. 153 (21-9-1740) |
|
Door barre weersomstandigheden was
1740 een slecht jaar voor de landbouw. De schepenen van Veghel
gaven op 21 september 1740 een schatting van de hoeveelheid vee
in Veghel. Dat zijn ongeveer 1100 koeien. Sinds begin 1740 waren
daarvan 114 koeien vanwege honger en gebrek gestorven. Van de
644 schapen waren er maar liefst 263 gestorven. Er was ongeveer
373 hectare land ingezaaid, waarvan er 54 hectare was bedorven
door de vorst en regen. Ook het hooiland had veel geleden. Er
moest in 1740 zaaigoed en voedsel geïmporteerd worden.
|
R101 folio 180v d.d.
13-3-1741; Dataschurk 318,
dossier: 102‑02, jaar 1738. |
|
Op 21 oktober
1740 werd op Zondveld Matijs Boermans de Jongen vermoord. Hij en
zijn oudere broer, die ook Matijs heette, woonden als
ongetrouwde broers samen in het huis dat op deze site adres
Jekschotstraat B heeft. Hij was de jongste van de 10 kinderen
van Cornelis Adriaen Boermans en Maria Matheussen en was gedoopt
op 5 februari 1704.
Wat er
precies gebeurd is, weten we niet, wel dat de verdachte of dader
een bedelaar was, genaamd Adriaan Jochems van Breugel, die een
paar maanden later gevangen genomen was en in Den Bosch gevangen
zat. Tijdens het onderzoek bleek dat hij na de moord naar
Driehuizen aan de Heide (Mariaheide) was gegaan en daar had
overnacht in het huis van Leendert en Melis Dirx. De verdachte
had daar geslapen met zijn vriendin of bijzit genaamd Jen Sing
en nog een meisje van een jaar of 16 of 17.
De
verdachte was toen rond half tien ’s avonds in de buurt bij
Peter Tijs Goossens aan de deur geweest om pijpen te kopen.
Geertruij, de vrouw van Peter Goossens zei: “Mijnen man is na
Den Bosch, die zal pijpen mede brengen, wagt wat.” Adriaen,
de moordenaar bleef zoveel mogelijk in het donkler staan, wat
verdacht overkwam. Hij zei: “ik kom van Uden, daer heb ik
wesen werken.” Geertruij begreep niet goed waarom hij dat
zei. Ze hoorde het geluid van een kar en zei: “Daer komt myn
man aen.” Peter Goossens verklaarde dat Adriaen hem vroeg :
“hebt gij pijpen by uw.” “Neen,” zei Peter, “die
liggen bij Jan Evers. Kom ik sal met uw daer na toe gaen.”
Ze gingen er naar toen. Toen ze aan de deur stonden te wachten
en ze van binnen het licht van een lamp naderbij zgen komen,
werd Adriaen zenuwachtig en liep weg. Hij zei. “ik sal morgen
de pijpen wel krijgen.”
Aert
Peters, 16 jaar oud en kleermakersknecht bij Lambert Goorts
verklaart ook dat hij drie personen met een stuk hout bij het
huis van Leendert en Melis Dirx had zien staan. Later hoorde hij
dat het Adriaen Jochems van Breugel was geweest.
Een 28 jarige
Marie, die voor bedelen en ontucht gevangen zat in Den Bosch,
verklaarde enkele jarene erder dat ze een kind had van Adriaan
Jochems van Breugel en die haar ook bestolen heeft. Maria noemt
voorts nog Jen Sing, de bijzit van Adriaan van Breugel.
|
R101, fol. 165 en fol. 168 (14 en 17-12-1740) |
|
Op 14 december 1740 rond half twaalf
trokken drie mannen door Veghel met een kar met daarop enkele
pakken. Twee van die mannen, Heijn van Gestel en Jan van
Vlierden waren berucht als dieven. Inwoners van Veghel kwamen
naar de kar toen en begonnen lastige vragen te stellen. De
mannen namen toen direct de benen. De pakken werden geopend en
men vond allerlei doeken en kleren. Vermoedelijk gestolen goed.
De voerman die de pakken vervoerde, Adriaan Dirx van Rijsinge,
woonde in de Weijven onder Sint-Oedenrode. Hij zei dat ’s
morgens rond 8 uur de vrouw van Peter van Portugael, die ook in
de Weijven woonde, bij hem gekomen was, om te vragen of hij die
personen niet tegen betaling naar het Kruisherenklooster in Uden
wilde brengen. Die klus had hij aangenomen.
Drie dagen later
werd bekend waar de kleren gestolen waren, namelijk in Bergeijk.
Daar ontdekte Goris Willems, die bij de kerk woonde, op 14
december ’s morgens dat er een gat in een muur van zijn huis
gemaakt was en dat een kist met doeken en kleren op de opkamer
leeggeplunderd was. In Bergeijk werd meteen de klok geluid, en
in alle richtingen werden groepen mannen er op uit gestuurd,
maar men kon de dieven niet achterhalen. Die waren al te ver weg
gevlucht. Toen men in Bergeijk ging zoeken, waren de dieven al
in Sint-Oedenrode gearriveerd, zo bleek later. De dieven wilden zo snel mogelijk de Meierij verlaten.
In Uden was men toen in het voor de dieven veilige “buitenland”.
Verder dan Veghel zijn de dieven niet gekomen met hun
gestolen waar. Zelf zullen ze de Meierij wel uitgevlucht zijn,
maar dank zij de achterdocht en waakzaamheid van de Veghelaren
keerden de gestolen goederen terug naar hun eigenaar in
Bergeijk. Zie ook de
attestaties van 1737-1742.
|
|