De voorde en de brug over de Aa

Voor de reconstructie van de oudste overgang over de Aa zijn onlangs nieuwe gegevens uit de dorpsrekeningen en uit het archief van de Rekenkamer te Brussel boven water gekomen.

1.
In de dorpsrekening van Veghel die loopt van Lichtmis (2 februari) 1639 tot Lichtmis 1640 komt een betaling voor van 28 stuivers per jaar die door het dorp werd betaald aan de kerk van Veghel voor het gebruik '
van eene wech lopende tusschen de schoele ende den custers hoff'. Er werd toen voor vier jaren betaald, namelijk de jaren 1636 tot en met 1639.

De rekening van 1641-1642 heeft het over 'een rente van vier pont paijments voor de servitijt van de gemijne wech gaende over den schoolkerckhoff nae de brugge'. Vier Bossche ponden payment waren in die tijd equivalent aan 28 stuivers. De paijment penningen zijn kort na 1300 ontstaan en in de loop van de zestiende eeuw in onbruik geraakt. Dit wijst er op dat deze betalingsplicht toen al minstens een eeuw oud was.
De dorpsrekening van 1655-1656 beschrijft dit bedrag als 'het rentken vanden wech achter de schooll'.
 

Het dorp van Veghel betaalde dus een jaarlijks bedrag aan de kerk voor het recht van overpad over grond van de kerk. Deze weg liep achter de school door naar de brug. Kennelijk was het terrein van de school eigendom van de kerk. Dit wordt bevestigt door de benaming van dit terrein als 'schoolkerckhoff'. Kerkhof moet hier niet begrepen worden als begraafplaats van de doden, maar als hof of terrein van de kerk. Het schoolkerkhof wordt al genoemd in een acte van 8 februari 1535.

2.
We nemen we aan dat de school op het terrein van de kerk gesticht werd en dat het aanvankelijk om een aaneengesloten perceel ging. Dit laat maar een plaats over voor de oude overgang over de Aa, tussen het jasteelterrein en het schoolterrein in. Vermoedelijk was dat een voorde.

 

 

 

 

 

Deze ligging van de oude overgang wordt ook bevestigd door het breed uitlopen van de weg aan de andere kant van de Aa. Pas in de negentiende eeuw werd daar de weg smaller gemaakt.



(Links jaar van uitgiften van percelen geprojecteerd op de kadasterkaart van 1832 en rechts een deel van een kaart van 1825 getekent bij de aanleg van de haven.)

Vanaf een gegeven moment ergens tussen 1300 en de zestiende eeuw betaalde het dorp een jaarlijks bedrag aan de kerk voor het recht van overpad. Aan de ene kant van de weg lag de school en aan de andere kant een hof van de koster-schoolmeester. De weg liep over het schoolterrein achter de school door naar de brug. We nemen aan dat 'achter' begrepen moet worden vanuit de straat en de kerk. De weg is blauw getekend op bovenstaande kaart.

Deze nieuwe doorgang zal ontstaan zijn bij de aanleg van de eerste brug. Het was een kortere doorgang naar de brug vanaf de noordelijke route over de voorde en kasteel Frisselstein. Men kon vanaf daar ook om de school heen en de weg tussen de school en de kerk volgen, maar mensen zijn nu eenmaal geneigd om een weg af te snijden en als het kan de korste route te nemen. Na enige tijd is zo een nieuwe weg ontstaan, waarvoor door het dorp aan de kerk betaald werd.

Al voor de aanleg van de brug liep er een pad of weg tussen de school en kerk door, waardoor men naar de school kon lopen en naar de ingang van de kerk. Die ingang van de kerk bevond zich aan de kant van de Aa . Dit heeft te maken met de oost-west orientatie van de kerk. Toen de brug gebouwd werd werd dit pad de officele weg van de straat naar de Brug. Omdat de dorpelingen die doorgang al eeuwenlang gebruikten heeft de kerk voor dat meer uitgebreide gebruik toen geen geld gevraagd.

De bouw van de brug kan gedateerd worden op tussen niet lang voor 1301 (jaar dat de Bossche penningen paijment voor het eerste vermeld worden, de brug kan er al enige tijd gelegen hebben voordat het recht op overpad met de kerk geregeld werd) en 1511 (oudste vermelding van de Veghelse brug in de Bossche stadsrekeningen, zie hierna).

Cornelissen vermeldt in Toponiemen Veghel de veldnaam; bij die aude brugge [BP1186-122 (1409)]. Hiermee wordt de brug op de Leest bedoeld. Maar als die brug "de oude brug" was, dan was er mogelijk ook een "nieuwe brug". In die interpretatie zou de brug in het centrum tussen ongeveer 1301 en voor 1409 gebouwd zijn.


3.
Rolf Vonk wijst er op dat bij de overgang over de Aa bij het Gewad in Middelrode een brug en voorde naast elkaar bestonden. Hij denkt dit ook in Veghel het geval geweest kan zijn, gezien de brede uitloop van de weg aan de andere kant van de Aa en de vermeldingen van uitgaven in de Bossche stadsrekeningen
voor boden die naar de dorpen langs de Aa gezonden werden met het bevel de brug af te breken, tijdens de oorlogen met Gelre.

 

Item die selve daige (25 septembri 1511), Arnt van Empel gesonden tot Heeswyck, Dungen, Middelroye, die bruggen af te werpen, insgelix tot Vechel ende Erp, mits den toigh der voirs(creven) Gelderschen.”

 

Item 4 octobri 1543, Jan van Eyndhouts met eenen openen placaet gesonden tot Vechel, Erpe, Berlycken ende Middelroye, omme die bruggen inden lesten oirloige affgebroken, weder omme opte maken.”

 

Item 21 aprilis 1544, Herman int Molenvelt met brieven gesonden tot Vechel, aende schepenen aldair, om de bruggen op te maken.”

 

Item, alsoe inden lesten oirloighe van Gelre, dese stat metten platten lande hadde aff doen werpen, tot gemeyn profijt ende tot bescermenisse deser meyerien, ende bysander Pedelant die langhe brugge tot Vechel, soe hebben die naegebueren van Vechel, die selve brugghe, tot gerieve vanden selven lande, weder omme doen maken, die vele gecost heeft soe se groot ende lanck was”


Volgens de dorpsrekeningen van Veghel werd ook op 11 mei 1629 de brug over de Aa afgebroken. Op 1 mei was het beleg van Den Bosch door de Staatse troepen begonnen en op 18 mei was de stad geheel omsingeld. Later in 1629 zou Den Bosch capituleren. Het afbreken van de brug over de Aa diende dus om om troepenbewegingen te hinderen. Pas in 1639 worden er uitgaven gemaakt voor het opnieuw maken van de brug.

Behalve de voorde zal men zich ook wel beholpen hebben met bootjes. Vooral bij hoog water zal de voorde wel moeilijk te gebruiken zijn geweest, terwijl de mensen aan de westzijde van de Aa toch naar de markt, kerk enzovoorts gegaan zullen zijn. Een bootje is wel handig voor voetgangers, maar je kunt er geen paard met wagen mee overzetten, die moesten - als de brug er weer eens uit lag - als het enigszins kon door de voorde, of als dat niet kon heel ver om, over een brug in een ander dorp die niet afgebroken was.

Dat de route en daarmee de voorde achter de school door in de zeventiende eeuw inderdaad nog gebruikt werden, blijkt uit de aanleg van een brugje achter de school in 1630. Op 13 februari 1630 werd er geld uitgegeven voor spijkers en hout voor 'een bruckxen bij de schoole'. In 1647 en 1650 werd dit 'bruckxen achter de school' gerepareert. De hoofdbrug was afgebroken en men zal toen een voetbrugje gebouwd hebben, waar wel voetgangers overheen konden, maar geen zwaar legermaterieel.
 
Dat er bij kasteel Frisselstein daadwerkelijk een voorde heeft gelegen bewijst een akte in het rechterlijk archief van Veghel van
20 juli 1555. Daarin is sprake van ‘eenen aabempt’, gelegen ‘by de steenen huys vrouwe Johanna’, grenzend aan:

-       ene zijde.    : ‘die gemeynt geheyten die Voert'

-       andere zijde: Goert Janssoen Willems en ‘een laeck aldair’

-       ene einde     : Heylwich dochter Willem Hanricxs van Tillair

-       andere einde: ‘die gemeyne Aa aldair vloeyende’
 


4.
In het boek Veghel in de loop der tijden, van Meuwese staat een afbeelding van de Veghelse kerk, school en brug. De tekening werd in 1676 gemaakt door Joshua de Grave die meesreisde met het Staatse leger en als opdracht had om alle strategisch waardevolle plaatsen in de Meierij te tekenen.
 

 
Op het eerste gezicht lijkt het hier om een voetbrugje te gaan, ook omdat er een persoon op de brug staat. Maar de ligging wijst duidelijk op de hoofdbrug, en niet op het brugje dat in de zeventiende eeuw achter de school lag. Het schoolgebouw is overigens het gebouw voor de kerk met het schilddak en de twee schoorstenen. Omdat het hier een zijaanzicht betreft is niet te zeggen hoe breed de brug was. Die moet breed en sterk genoeg geweest zijn om een paard met een beladen kar te kunnen laten passeren. Kennelijk was de brug verhoogd zodat men er met beladen pleiten (boten) onder door kon varen.
 

Martien van Asseldonk


Bronnen: R23, fol. 207 (8-2-1535); R26, fol. 329 (20-7-1555);  Dorpsrekeningen Veghel, inv. nrs. 111, 113, 114, 120-123, 126, 128, 130-136; Kappelhof, A.C.M., Registers houdende minuten en afschriften van de door de Rekenkamer van Brabant uitgevaardigde beschikkingen en ordonnanties, 1478-1647. Regesten van stukken betreffende de Meierij van 's-Hertogenbosch: ARAB, Archief van de Rekenkamers, inv. nr. 132, fol. 35 d.d. 26 april 1629; Meuwese, Veghel in de loop der tijden.

Kaart van Veghel     Straat