Geerbunders - toponiemen

Naam:

 

Agter Middegael

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Uuyter hoeven middegael ende scoerfde hoeve [GVIE2 (1387)]

 

ex middegael dicta [HH128-4 (1471)]

 

hoeve met toebehoren genaamd de hoeve van middegael [GZG-1993 (1556)]

 

eene schoone huysinge ofte casteeltje met de neerhuysinge, schure, hoff boomgaard, ackerland, hoy ende weylanden, malkanderen in eenen plack aangelegen, gelegen tot vechel ter plaetse genaemt middegaal [Mrv91-14 (1698)]

 

het eerste rodth het middegael bestaende in 27 huysen, beginnende aen de kilsdoncxe sluys [GVIIB28 (± 1700)]

 

middegaal [kad. (1832)]; A 641-686

 

op het middegaal [N (1843)]; A 369-370 (b: 49.90)

 

een perceel hooiland genaamd de middegaal in de Aa-broeken te Veghel [N (1857)]; A 703-704 (ho: 1.90.60)

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Middegaal: Wellicht te interpreteren als midden-gaal, vgl. middenbroek, een tussen twee andere broeken gelegen laagland (Verwijs en Verdam -1534 middenbroec-gaal). Het W.N.T. vermeldt: onvruchtbare plaats in akker en weiland, natte en modderige plaats. Eng. galls en gauls en hoog duits Wassergalle. Mansion zegt: galle = onvruchtbare plek in een akker. Hij verwijst naar het Bremer dialekt dat Gühl kent als “niedriger Grund, durch ein Wasserlaub geht”. Veel voorkomende vormen met Unlaut zijn gel, gehl, gole, göhle en gal, steeds met de “keel” als bijvorm. (..) (Hs-146). Inderdaad is het Middegaal een laaggelegen gebied.

 

Verklaring door Beijers en Van Bussel:

In 1189 wordt in Noord Brabant een ‘gala’ vermeld. Ofschoon er een Brabantse plantenaam ‘hete gaal’ is, zal eerder aan een lo-naam gedacht moeten worden. Het eerste deel blijft dan onduidelijk.

 

Of is het een samenstelling van ‘a’ en het germ. *gal = zingen, razen, het zingende of razende water. Aangezien vogelnamen dit suffix vaker vertonen is te overwegen er een aanduiding voor vogel in te zien. In dat geval zou ‘gaal’ vogelwater betekenen.

 

Een relatie met de PN Gale of Galo, een vleinaam bij Galbrecht en Galfrid,  is ook niet uitgesloten. In Galder lijkt het element ‘gal’ afgeleid van *gald - haru = onvruchtbare hoogterug, vgl. het mnl. gelde of het ohd. galt = onvruchtbaar. Bij de Peesgal of Pesegal onder Lieshout lagen de Lieshoutse beemden. Dit gebied werd in 1246 definitief eigendom van de monniken van Floreffe, later Postel. De ‘piscaria de Dunouwen et Pesegal’ duidt op oude visrechten. (v.Berkel & Samplonius 1989:62; de Vries 1962:61; Buiks 1988 dl.21:8; Knoop & Merkelbach 1987:56.)

 

Ligging:

 

Perceel nr. 21

Opmerkingen:

 

Genoemd naar de ligging.

 

 

  

Naam:

 

Achterste Geer

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Die kolestrepe met een drieske daarbij die gheer [BPl185-308v (1406)]

 

lant den gheer in die hese [Hs- (1519-1538)]

 

vier stucken in de hese neffen de gheer [GVE15- 93 (1624)]

 

eeusel in lange buenders off geere [GVE12-4 (1778)]

 

de geer, beukelaars steeg [GVIIE13 (1791)]

 

een perceel land en groese geleegen als voor genaamd de geer (krijtenburg) [N. (1818)]

 

de geer op het Middegaal [N. (1884)]; A 668, 673 (b, w: 43.50)

 

de geer, paadje naar Erpseweg, vanaf splitsing Hezelaarstraat, Zeven Eikenlaan [V. -] .

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Benoeming naar de vorm. Verspreide ligging. De primaire betekenis van geer is speer en

overdrachtelijk een puntig toelopend stuk (Verwijs en Verdam II -1497; Schönfeld 1950112;

Bach 1953-263; Dittmayer 1963-87; M. Top. Bach -169).

 

Verklaring door Beijers en Van Bussel

 

Geer behoort tot het levende taalbezit en is een vormaanduiding. Het is een driehoekig stuk land of althans een stuk land waarvan twee overstaande zijden niet evenwijdig lopen. Als die zijden bovendien nog krom waren werd later gesproken van een Amerikaanse of Vlaamse geer. Een modern equivalent is ‘spie’ of ‘tip’, een puntig toelopend stuk land. In de Baronie treft men complexnamen aan met ‘geer’. De geernamen voor afzonderlijke percelen hebben nagenoeg allemaal betrekking op akkers. Bij weilanden en beemden was volgens Buiks de vorm immers van veel minder belang dan bij de akkers.

 

Buiks 1990:93; Moerman 1956:70; de Vries 1962:62; v.Berkel & Samplonius 1989:63

 

Ligging:

 

Perceel nrs. 18-20

Opmerkingen:

 

Genoemd naar de ligging.

 

 

 

Naam:

 

aen de Beeckgraef

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Op hazelberch beemd d’eussels van hazelberchs camp aen den beeckgraeff [RAV-23

(1519-1538)]

 

op haselbergh in de palsdonk aen den beekgraeff [HH-147 (1621-1691)]

 

't geerken aen den beeckgraeff [GVE15-3 (1624)]

 

haselbergs (beemt) grenst aan beekgraaf [RAV-159 (1741)]

 

¼ hoij op den beeckgraef [GVE12-168v (1778)]

 

de beekgraaf, lopende door sektie A, B en C [kad. (1832)]; de beekgraaf [N (1890)]; A 159-162 (w: 1.11.30)

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Schönfeld merkt in verband met het woord "beek" op, dat dit woord een natuurlijk water aanduidt, van minder betekenis dan een rivier; maar later is ten onzent zo'n beek vaak vergraven of gekanaliseerd. Dit laatste geldt dus voor Veghel ook. Beekgraaf is een tautologisch hydronym.

 

Het element "graaf" is de benaming voor een water, dat dienst doet als afvoer naar een ander water (Hoogbergen). Deze niet onaanzienlijke waterloop kronkelt zich vanaf de grens met Erp via de Krekelshof bij Mariaheide, de Hintel en het Ven, zuidelijk van de Hazelberg, naar de Aa. Het meest westelijke gedeelte ervan vormt globaal de grens tussen Veghel en Dinther.

 

Verklaring door Beijers en Van Bussel:

Beek is afgeleid van het germ. * baki = natuurlijke waterloop buiten het zee- en rivierkleigebied. Mnl. beke; ondl. * beke,  becca,  bace; osa. * beki,  biki en ofri. * baci. In 1197 wordt Stertbeca vermeld = staartbeek; de bovenloop van de beek is als een staart die een hoek van 60 graden vormt met haar benedenloop. Linkebeek, in 1221 Linckenbeca, gevormd uit * hlankim baki, bij * hlanku = krom, gebogen. Het dorp ligt in een bocht van de beek. Korbeek-Dijle, in 1217 Corthb­eke ligt aan een korte beek uitmondend in de Dijle.

 

Een graaf is een gegraven waterloop. Percelen in de direkte omgeving van zo’n waterloop vertonen vaak graaftoponiemen [redactie].

 

Moerman 1956:33; Gijsseling 1954;WP 1975 dl.6:85;Cornelissen e.a. 1987:59.

 

Ligging:

 

Perceel nrs. 2, 3, 4, 6, 10, 14, 20

Opmerkingen:

 

-

 

 

 

 

Naam:

 

in de Buender(s)

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Eenen hoycamp genoemt de weyhoeff geleegen binnen de palen van Vechel in de eerste

bunder in de colk [GO126-22 (1570)]

 

den ecker aen de bunders [GVEI5-1 (1624)]

 

den 68 buunder bij het poejervelt [GVE2-117 (1702)]

 

den bunder aen crekelshof [GVEI2-45 (1778)]

 

aen de buenders na de drie huizen [GVEII13 (1792)]

 

de bunders [kad. (1832); A 258-308; [N (1841, 1871, 1875, 1883); V.]; A 409-412 (w: 69.10), B 909-910 (w: 86.40), 1047, 1048 (w: 62.70), 1283-1286 (w: 60.60), E 1185-1186 (b: 30.50; w: 23.00).

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Algemeen voorkomende aanduiding voor vele percelen, verspreid over het Veghelse

grondgebied. Tegenwoordige benaming voor nieuwe wijk. "Bunder" heeft betrekking op

(vooral sinds de 16e eeuw) verkochte gemeentegronden (M. Top. Valk.) en is een oude

oppervlaktemaat gelijk aan 1 hectare. z.o. Keuren en breuken 1629, art. 81.

 

Verklaring door Beijers en Van Bussel

Bunder is een oppervlaktemaat die voor de invoering van het metriek stelsel de grootte had van ongeveer 1.29 ha. Na 1820 was een bunder gelijk aan 1 ha. De boeren hielden vaak hardnekkig vast aan de benaming bunder. Men sprak tot in de 20ste eeuw van oude bunders. Het is opvallend hoeveel percelen in de Baronie een grootte hebben van 1.29 ha. Men heeft in bunder de betekenis gezien van ‘woeste grond’. Bundertoponiemen komen vooral voor in laat ontgonnen, moerassige gebieden. Soms gaat het toponiem gepaard met een telwoord. Volgens andere auteurs zou bunder een bepaalde grassoort zijn en zou het de naam zijn geworden van de plaats waar zulke grassen groeiden. Of is verwarring ontstaan met ‘boender’, afgeleid van boenderhei waar bezems van werden gemaakt ? In de cijnskring komen in de 14de en 15de eeuw veel vermeldingen voor van hele en halve bunders [redactie].

 

Buiks 1990:67 en 76; Devos 1984:93

 

Ligging:

 

Perceel nrs. 3, 8, 11, 13-15, 18, 21-23

Opmerkingen:

 

-

 

 

 

 

Naam:

 

int Bunders Gat

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Hoy int bundersgat [GVEI2-3 (1778)].

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Onbekende ligging (zie bundersebeemden). Het is onduidelijk of "gat" hier opgevat dient te worden in de betekenis van toegangsweg (M. Top. Valk.) of in die van laagte (M. Top. Overpelt).

 

Ligging:

 

Perceel nrs. 8, 10. Zie ook Vrensse Akker nr.21a.

Opmerkingen:

 

-

 

 

 

 

Naam:

 

in de Buendervelden

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Het bundersveldje [N (1869, 1875)]; B 894, 895 (b, w: 53.40),902 (b: 18.10).

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Liggende in de Heibunders. Benoeming naar de ligging ter plaatse.

 

Ligging:

 

Perceel nrs. 12, 13

Opmerkingen:

 

-

 

 

 

 

Naam:

 

int Eeusel

Vermeldingen door Cornelissen:

 

De veldnaam “Eeusel” kwam in Veghel op verschillende plaatsen voor.

  

Verklaring door Cornelissen:

 

Eeusel, afgeleid van eeuwen “voeren” is gangbare Kempische benaming voor weiland meestal van minderwaardige kwaliteit (M. Top. St. Huibr.Lille, -133).

Verklaring door Beijers en Van Bussel:

Eeuwsel wordt verklaard als een droge zomerwei­de, veelal in particulier bezit en omheind, een schrale weide of een weide in de bossen. Dit toponiem komt in het zuiden van de Baronie geregeld voor, maar in het oostelijk gedeelte van Brabant is het al even frequent [redactie].

 

Te Overpelt was een ‘eusel’ een kunstmatige weide i.c. ontgonnen heide of woeste grond met buntgrassoorten begroeid en in gebruik als veeweide, primair voor schaapskudden. Volgens Lindemans zijn de eeuwsels in de Belgische Kempen het eerste stadium bij de ontginning van heide tot cultuurland. Het is niet precies te achterhalen tot wanneer de eeuwsels als veeweiden hebben dienst gedaan, maar zeker niet langer dan de 16de eeuw.

Dat de eeuwsels goede hooilanden waren is onwaarschijnlijk vanwege de bodemgesteldheid, nl. matig natte zandgronden. Veel eeuwsels zijn thans als weiland in gebruik omdat de grond voor hooiland niet vochtig genoeg is en voor bouwland te nat.

 

(Lindemans 1946:2; Pijnenburg 1976:1; Buiks 1984 dl.9:32; Mennen 1992:217; Buiks & Leenders 1993 dl.4:383; Molemans 1976:314; Lindemans 1952; Helsen 1978:116.)

 

Ligging:

 

Perceel nrs. 9

 

Opmerkingen:

 

-

 

 

 

 

Naam:

 

in de Geer

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Die kolestrepe met een drieske daarbij die gheer [BPl185-308v (1406)]

 

lant den gheer in die hese [Hs- (1519-1538)]

 

vier stucken in de hese neffen de gheer [GVE15- 93 (1624)]

 

eeusel in lange buenders off geere [GVE12-4 (1778)]

 

de geer, beukelaars steeg [GVIIE13 (1791)]

 

een perceel land en groese geleegen als voor genaamd de geer (krijtenburg) [N. (1818)]

 

de geer op het Middegaal [N. (1884)]; A 668, 673 (b, w: 43.50)

 

de geer, paadje naar Erpseweg, vanaf splitsing Hezelaarstraat, Zeven Eikenlaan [V. -] .

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Benoeming naar de vorm. Verspreide ligging. De primaire betekenis van geer is speer en

overdrachtelijk een puntig toelopend stuk (Verwijs en Verdam II -1497; Schönfeld 1950112;

Bach 1953-263; Dittmayer 1963-87; M. Top. Bach -169).

 

Verklaring door Beijers en Van Bussel

 

Geer behoort tot het levende taalbezit en is een vormaanduiding. Het is een driehoekig stuk land of althans een stuk land waarvan twee overstaande zijden niet evenwijdig lopen. Als die zijden bovendien nog krom waren werd later gesproken van een Amerikaanse of Vlaamse geer. Een modern equivalent is ‘spie’ of ‘tip’, een puntig toelopend stuk land. In de Baronie treft men complexna­men aan met ‘geer’. De geernamen voor afzonderlijke percelen hebben nagenoeg allemaal betrekking op akkers. Bij weilanden en beemden was volgens Buiks de vorm immers van veel minder belang dan bij de akkers.

 

Buiks 1990:93; Moerman 1956:70; de Vries 1962:62; v.Berkel & Samplonius 1989:63

 

Ligging:

 

Perceel nrs. 11-13, 16

Opmerkingen:

 

-

 

 

 

 

Naam:

 

in de Geerbunders

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Geerbuenders op watersteeg [Hs- (1542)]

 

geerbuenders op watersteeg, naast vorstenbosbeemd en watersteegt [Hs- (1681)]

 

een groesvelt agter middegaal in de geerbunders [GVE12-23 (1778)]

 

de geerbunders [kad. (1832)]; A 179-257

 

een perceel weiland liggende in drie velden gelegen te Veghel ter plaatse genaamd de geerbunders of het geerbosch [N. 1842, 1845)]; A 422 (w: 50.50).

 

Verklaring door Cornelissen:

 

-

 

 

Ligging:

 

Perceel nrs. 1, 4, 10-19, 21

Opmerkingen:

 

-

 

 

 

 

Naam:

 

op het Middegaal

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Uuyter hoeven middegael ende scoerfde hoeve [GVIE2 (1387)]

 

ex middegael dicta [HH128-4 (1471)]

 

hoeve met toebehoren genaamd de hoeve van middegael [GZG-1993 (1556)]

 

eene schoone huysinge ofte casteeltje met de neerhuysinge, schure, hoff boomgaard, ackerland, hoy ende weylanden, malkanderen in eenen plack aangelegen, gelegen tot vechel ter plaetse genaemt middegaal [Mrv91-14 (1698)]

 

het eerste rodth het middegael bestaende in 27 huysen, beginnende aen de kilsdoncxe sluys [GVIIB28 (± 1700)]

 

middegaal [kad. (1832)]; A 641-686

 

op het middegaal [N (1843)]; A 369-370 (b: 49.90)

 

een perceel hooiland genaamd de middegaal in de Aa-broeken te Veghel [N (1857)]; A 703-704 (ho: 1.90.60)

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Middegaal: Wellicht te interpreteren als midden-gaal, vgl. middenbroek, een tussen twee andere broeken gelegen laagland (Verwijs en Verdam -1534 middenbroecgaal). Het W.N.T. vermeldt: onvruchtbare plaats in akker en weiland, natte en modderige plaats. Eng. galls en gauls en hoog duits Wassergalle. Mansion zegt: galle = onvruchtbare plek in een akker. Hij verwijst naar het Bremer dialekt dat Gühl kent als “niedriger Grund, durch ein Wasserlaub geht”. Veel voorkomende vormen met Unlaut zijn gel, gehl, gole, göhle en gal, steeds met de “keel” als bijvorm. (..) (Hs-146). Inderdaad is het Middegaal een laaggelegen gebied.

 

Verklaring door Beijers en Van Bussel:

In 1189 wordt in Noord Brabant een ‘gala’ vermeld. Ofschoon er een Brabantse plantenaam ‘hete gaal’ is, zal eerder aan een lo-naam gedacht moeten worden. Het eerste deel blijft dan onduidelijk.

 

Of is het een samenstelling van ‘a’ en het germ. *gal = zingen, razen, het zingende of razende water. Aangezien vogelnamen dit suffix vaker vertonen is te overwegen er een aanduiding voor vogel in te zien. In dat geval zou ‘gaal’ vogelwater betekenen.

 

Een relatie met de PN Gale of Galo, een vleinaam bij Galbrecht en Galfrid,  is ook niet uitgesloten. In Galder lijkt het element ‘gal’ afgeleid van *gald - haru = onvruchtbare hoogterug, vgl. het mnl. gelde of het ohd. galt = onvruchtbaar. Bij de Peesgal of Pesegal onder Lieshout lagen de Lieshoutse beemden. Dit gebied werd in 1246 definitief eigendom van de monniken van Floreffe, later Postel. De ‘piscaria de Dunouwen et Pesegal’ duidt op oude visrechten. (v.Berkel & Samplonius 1989:62; de Vries 1962:61; Buiks 1988 dl.21:8; Knoop & Merkelbach 1987:56.)

 

Ligging:

 

Perceel nrs. 1-4, 7, 9-15, 18, 19, 21

Opmerkingen:

 

-

 

 

 

  

Naam:

 

Palsdonck

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Dicto palsdonc [HHI28-4 (1471)]

 

palsdonck [HH133-7 (1507)]

 

op haselbergh in de palsdonck streckende aen den beekgraeff [HHI47-41 (1621-1691)]

 

ex palsdonc, genaemt den elshorst en uyten langenacker of scuppenstreep bij de oliemolen [HHI63-53 (17141783)]

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Onbekende ligging aan de Beekgraaf bij de Hazelberg. Het eerste lid pals is misschien

pals "palts" in de betekenis van 1) paleis, inzonderheid als benaming voor de burchten

waar de oude Duitse keizers zich bij afwisseling ophielden voor de rechtspleging 2) het

gebied dat bij zulk eene palts hoorde en waaruit de paltsgraaf zijn inkomsten trok (W.N. T.

-252). Mogelijk is hier de tweede betekenis van toepassing.

 

Verklaring door Beijers en Van Bussel

 

Het is onzeker of het element ‘pals’ in de Palsehoeve (te Erp) iets te maken heeft met het woord ‘palts’, afgeleid van het lat. * palatium = paleis, ‘de burcht die aan de keizer toebehoorde’ of ‘koningshoeve’. Niet ondenkbaar is een afleiding van ‘palis’, wat een hypothetische grondvorm zou kunnen zijn van paal + hees, zoals bv. Molemans in Kolis de samentrekking ziet van kool + hees. Meuwese ziet in zijn studie over Erp af van een verklaring en meldt alleen dat veel pals-namen terug te voeren zijn naar grondei­gen­dom van de Palsehoef aldaar.

 

v.Berkel & Samplonius 1989:145; Molemans 1976:1265; Meuwese 1955:128.

 

Ligging:

 

Perceel nrs. 21-23

Opmerkingen:

 

Percelen nrs. 21-23 zijn in de periode 1190-1314 uitgegeven, en worden in de Helmondse cijnsregisters in 1406 vermeld als de beemd genaamd Palsdonc (prato dicto palsdonc). Dat sluit nagenoeg uit dat de naam een vroegmiddeleeuwse oorsprong heeft en dat hier ooit een burcht gestaan heeft.

 

De hoogtekaart van 1965 geeft ter hoogte van perceel 21-23 een laagte aan, geen verhoging. De eigenlijke Palsdonk lag in het deel Hazelberg. Zie de toelichting bij deel Hazelberg.

 

 

 

 

Naam:

 

Sneijervelt

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Een kar hoy in geerbunders sneyersvelt [GVE12-29 (1778)]

 

een hoijvelt en geregtigh. op middegael in de geerbuenders, genaemt sneijdersvelt, groot ontr. 2 karren hoijgewas [RAV110-244v (1793)].

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Onbekende ligging in de Geerbunders. Het eerste lid zal de persoonsnaam Snijders zijn of

ook de genitief van snijder "kleermaker".

Ligging:

 

Perceel nr. 15

Opmerkingen:

 

Genoemd nar een eigenaar.

 

 

 

Naam:

 

’t Speelvelt

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Spelevelt [GVE15-1l1 (1624)]

 

een groesvelt op middegael genaemt 't speelvelt, ontr. 6 karren hoijgewas [RAV108-38v (1778)]

 

een perceel teulland, groeskanten, houtwasch, pooting op den boschweg ... op het middegaal genaamd het speelevelt [N (1821)].

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Onbekende ligging op het Middegaal.

 

Een perceel waar veel gespeeld werd (door kinderen?) Zoals bij speelhol, tuin, dien men er voor zijn genoegen op na houdt; buitentuin, buitenverblijf (W.N.T. -2717). Ligging aan een kleine verhoging in de bodem.

 

Verklaring door Beijers en Van Bussel:

Dit element komt voor in Speelberg, Speelheuvel e.d. Er bestaan t.a.v. het toponiem Speelberg diverse hypothesen. Speelbergen zouden plaatsen zijn waar op bepaalde tijdstippen een soort volksspelen werden gehouden.

 

Andere auteurs menen dat het gaat om oude gerechtsplaatsen, afgeleid van het ohd. ‘spel’ = gesprek, verhandeling, beraadslaging of van ‘spile’ = spitse, puntige staven waarmee gerechtsplaatsen konden worden afgezet of omheind.

 

Ook is gedacht aan een afleiding van het lat. * specula en een speel­berg zou dan een berg zijn van waar men de omgeving kon afspieden, een soort wachtheuvel.

 

Dittmaier zoekt het element ‘speel’ in de richting van ‘kirchspiel’, ndl. kerspel en ‘dingspiel’, met de betekenis van ‘menigte’ en ook grondgebied of landstreek.

 

Bij Speelheuvel, met oudere varianten als ‘Spoel­hovel’ of ‘Spuelhoe­vel’, is een verband met het mnl. spoel = spoelwater en het ww. ‘spoelen’, dialektisch ‘spuelen’, niet uitgesloten. Men kende vroeger zgn. spoelkuilen waarin het groenvoer voor de dieren werd gespoeld. Mogelijk zijn dergelijke kuilen ook gebruikt voor het spoelen van de schapewol. Later gingen ze misschien dienst doen als brandkuilen. Dubieus is de relatie met ‘spelde’, waarmee mogelijk het mnl. speldorn = witte haag­doorn of meidoorn is bedoeld.(Bach 1963 dl.2:72; Dittmaier 1956; Helsen 1978:91; Buiks & Leenders 1993 dl.6:803; Mennen 1992:278).

 

Ligging:

 

Perceel nr. 7

Opmerkingen:

 

-

 

 

 

 

Naam:

 

Vorstenbos Campke

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Vorstenbos campke landt in ossencamp [GVE12-21 (1778)].

Verklaring door Cornelissen:

 

Onbekende ligging in de Kampen of in de Nieuwe Kopen (zie ossenkamp). Benoeming naar de ligging (alleen indien in de Kampen). Het eerste lid kan ook de persoonsnaam Vorstenbosch zijn die hier algemeen voorkomt.

 

Ligging:

 

Perceel nrs. 21, 22

Opmerkingen:

 

Waarschijnlijk genoemd naar een eigenaar.

 

Afkortingen Cornelissen     Afkortingen Beijers-Van Bussel     Kaart van Veghel     Geerbunders