Foto's Huizen Kroniek

Kroniek van het jaar 1932


Mededeling van Anton Vissers in maart 2016   Anton Vissers vertelt: Mijn moeder Maria Anna Hermans (1918-2008) werkte ca 1931-1934 als diensmeisje in Liessel bij Ties Mennen en Tona Raaijmakers (Tona Rad). Ze moest als 14 jarig meisje leren omgaan met het huishouden. Leren poetsen, koken etc. Dat kwam omdat haar moeder Truike van de Vondervoort kort daarvoor was overleden. Haar tweelingzus Anna zorgde voor het huishouden in hun ouderlijk huis op de Vorst te Vlierden. Ties Mennen woonde in een grote boerderij waar eerder de familie Cas  Vroonhoven en Hendrika Smolenaars (Drieka Kas) woonde. Laatstgenoemde Drieka Kas was de zus van Martinus Josephus Smolenaars, die pastoor op Zijtaart was toen mijn moeder in 1939 trouwde met Has Vissers uit Mariaheide en in Zijtaart gingen wonen.

BHIC, Kantongerecht Veghel,  toegang 42 inv. nr. 94 vonnis. 7  dd. 8-1-1932   Theodorus van Eert, geboren 7-1-1870, landbouwer op de Biezen G 139 (Corsica 15) wordt bekeurd voor overtreding van de jachtwet,waarvoor f.15,- boete. Voor het geweer moet hij F.20,- betalen of 10 dagen celstraf.

BHIC, Kantongerecht Veghel, toegang 42 inv. nr. 94 vonnis 257  dd. 26-2-1932   Carolinus Martinus Rovers, geboren 18-9-1916 zoon van Johannes Henricus Rovers en Henrica van Duijnhoven. wonende Zijtaart G 25 (Leinserondweg 23). Voor overtreding van de mollenwet drie gulden boete.

Herinneringen van Jaantje van de Ven - van Sleeuwen verteld op 28 februari 2007.   Begin maart 1932 werd er bij Hannes van Zutphen een kleine geboren (Diny). Bij een bevalling ging Hannes van Zutphen altijd op de fiets naar Veghel om vroedvrouw juffrouw Peters halen. Maar nu was het glad en slecht weer. Hannes ging naar zijn buurman Toon van Sleeuwen. Dochter Jaantje (12 jaar) hoorde ‘zoetjes gepraat’ (gefluister), ze mocht het niet horen. Haar broer Dorus (14, bijna 15) moest toen met de fiets naar Veghel om de vroedvrouw te gaan halen. Die kwam te voet.

gesprek met Nel Rietbergen op 17 december 2007.    200 Toneel.jpg (172178 bytes)Nel: "Ik was bij de vrouwentoneelclub. Jaan van Asseldonk was daar ook bij, die kon verdorie goed toneel spelen. Ik was ook bij de missienaaikring, we deden dan thuis naaien. Er werd ook wel naailes en kookles voor jonge vrouwen georganiseerd." Nel staat helemaal rechts op de foto.

PA Zijtaart, parochiememoriaal.   In maart 1932 werd door het kerkbestuur besloten om de prijzen van de stoelen en banken met 2 gulden te verlagen vanwegen de heersende economische crisis.

Mededeling van Door Brugmans en Johan van Nunen d.d. 13 januari 2007.   In het begin van de jaren dertig gingen enkele kinderen zoals Cis Raaijmakers (meisje) en Fransje van de Donk met schoenen aan naar school, maar dat waren uitzonderingen. De meeste kinderen gingen op klompen naar school.

Verteld door Piet van de Tillaart (Hoeve Corsica) op 28 juni 1932.   Piet van de Tillaart: "Vader zette wel eens een fuik in de loop om snoeken te vangen voor meester Van de Ven. Ik moest ze er naar toe dragen. Die snoeken leefden soms nog. Een keer was ik er onderweg eentje verloren. Daar heb ik toen maar niks van gezegd tegen de meester, en ook thuis niet."

"
Elke vrijdagmorgen moesten we naar de kerk. De mis begon om half 7 en was tegen 8 uur uit. Om half negen begon de school en we hadden dan geen tijd meer om op en neer naar huis te lopen. We gingen dan brood eten bij opa en oma Raaijmakers. We kregen dan peperkoek op ons brood, dat was iets aparts, dat kregen ze bijna nergens."

Gesprek met Johan van Nunen op 3 juni 2007.   

Cor Spruijt ging één keer per jaar naar de kerk, op eerste Paasdag. De zaterdag ervoor ging hij biechten. Hij zei dan tegen de pastoor: “Ik heb alles gedaan wat niet deugd, behalve moord en brand gesticht en dan zoekte gij het verder maar uit.”

Hij poetste de kamer bij Dina de Mulder. Hij haalde het kruisbeeld van de muur en hij zei tegen Onze-Lieve-Heer: “Komde gij ‘ns efkes hier. Ik moet jouw ‘ns wassen, want ge ziet er nie uit.”

Een keer was Cor Spruijt een borrel wezen drinken bij Den Ouden in Veghel. Op de terug is hij met zijn zatte kloten in de kolk van Sluis IV gereden. Hij heeft zich toen wel gered, want daar zitten trappen aan de zijkant.

Een keer had Has Broek met zijn kameraden, waaronder Piet van de Linden en Cor Spruijt gewed dat hij ’s nachts gerust op het kerkhof durfde lopen. Piet en Cor hadden toen een biet uitgehold en daar ogen in gemaakt en een kaars erin. Toen Has op het kerkhof kwam, staken ze de biet achter een kruis vandaan en Has naaide eruit. Ze moesten nog vlug zijn om terug te zijn bij Spruijt, voordat Has weer terug kwam.

Gesprek met Miet Reijbroek op 27-12-1910   Op school moesten we drie boeken leren: de Catechismus, de Gulden Kern, en een algemeen kerkboek. Daar werden dan vragen over gesteld, die we moesten beantwoorden. Dan kregen we de eerste, tweede, of derde prijs. Dan werd in de kerk tijdens het lof afgelezen wie welke prijs had gewonnen. De eerste prijs was een kerkboek met gouden opdruk van opzij, de derde prijs een gewoon missaal. Ons moeder zei altijd: “Ge moet nie janke als ge de urste prijs nie hèt.” Maar ik had bekant altijd de urste prijs."

Gesprek met Miet Reijbroek op 27-12-1910   Hoe ik voorlichting gehad heb? Ja, ik heb voorlichting gehad, dè zal ik oe ‘ns vertellen. Wij mochten altijd gon keken als er ’n kiendje geboren waas. Het kiendje lag dan in de wieg, en ik kon alleen ’t kupke zien. Ik vroeg ons mam: “Hoe kunnen mensen nou zien of ’t een durske is of ’n jungske?” Ons moeder zin” “Jong hebben grover èrrem (armen)”. Toen wist ik het, dat heb ik lang geleufd. Ik vroeg ook waarom de moeders altijd in bed lagen als er ’n kiendje geboren waar. “Och, allemol streek,” zin ons moeder. “Die mankeren niks, die gon te bed liggen, dan kunnen ze kort bij ’t kiendje blijven.”

Limburgse koerier 8-7-1932   Luchtreis

Te Zijtaart geraakte vrijdagmorgen een koe van den landbouwer v.d. R(ijt?) op hol. Ze rende de weide uit, de straat op, en kwam terecht in den rozentuin van de eerwaarde Zusters. Die geurige bloempkens smaakte haar waarschijnlijk goed, want ze kuierde van het eene boompje naar het andere. Dit werd opgemerkt door een der kostdames, mejuffrouw H. v. E (Jet van Eupen). Ze vloog naar beneden, de voordeur uit, en wilde de indringster verjagen; doch deze nam de dame op haar horens en wierp haar eenige malen de hoogt in. Aanmerkelijk gekneusd werd ze na haar vreselijk hulpgeroep opgenomen en naar bed gebracht. Haar toestand is bevredigend.

Willem van Stiphout, Uit ’n dagboek van een verhuizer (Oirschot, oktober 1984) 47.     Toen ik mijn zevende klas bijna af had moest vader bij meester van de Donk komen. Die vroeg wat mij met mij wilde doen. Het zou zo jammer zijn, als hij mij als boerenknecht zou verhuren, omdat daar geen geld in zat en ook geen toekomst. Ik was maar tenger en ook daarom had de meester gezegd om me door te laten leren. Dat was het enige wat ik goed kon. De meester wist dat er een studiebeurs voor mij beschikbaar was, dat hadden onze suikerooms tegen hem gezegd. Maar ik wist toen niet wat ik wilde worden, daar werd nooit over gepraat. En thuis hadden ze maar één idee: boerenknecht, niets anders.

Ome Toon Langehuizen had al een dienst voor mij in Veghel. Hele goeie mensen, waar hij wel eens mee handelde: Driek van Doorn. Een huur was niet belangrijk, maar 25 gulden zou ik aan het einde van het jaar toch wel ontvangen. In de paasvakantie van 1932, ik was net 13 jaar, was ik van school en had ik daar al een paar dagen gewerkt. Ik had mee een grote stoep gelegd rond de put om de melkkannen daar op te wassen. De zondag daarop fietste ik met vader erheen ‘op de soep’. Na de middag wilde de vrouw van de boerin mij mee hebben naar het lof. Ik begon er te werken en alles was goed, totdat er tussen ome Toon en Driek van Doorn een handel niet door ging en ome Toon het ineens afkeurde. Ik moest maar zeggen dat ik maagklachten had. Die had ik trouwens ook.

Willem van Stiphout, Uit ’n dagboek van een verhuizer (Oirschot, oktober 1984) 47-48.   

Thuis had ik niet veel te doen, want vader was gestopt met de melkrit, het was hem te zwaar. Maar vader wilde dat ik de boer op zou gaan. Hij vond een dienst voor mij op de Donk bij een boer op Donkersvoort met een kinderloos huwelijk. Laat op de middag was er een harde klap op de voordeur. Een dikke vette zware grote man werd binnengelaten. Met een zachte vrouwenstem vroeg hij aan mij of ik van school af was. Hij zei toen: “Wij hebben net zo’n knechtje nodig. Zou je met mij mee willen, op de fiets vanavond. Elke zondag krijg je een kwartje en eten hebben we volop. Kun je goed melken?” Na het avondeten maakte moeder voor mij een kussensloop vol met kleren. Een paar klompen erbij, een pakje tabak en ik was klaar met mijn zondags pak met nog een korte broek. Achter op de fiets bij die boer. Ik zat niet uit de wind, want af en toe liet hij er eentje vliegen. Dan zei hij: “Je hoeft er niet meer van te nemen als je neus vol is.”

Onderweg in de Erpse steeg (nu: Hoolstraat) stopte hij bij Willem Kristen. Ik kreeg er een buil olienootjes. Hij vroeg naar een fietspomp, want, zo zei hij: “Mijn nieuwe knechtje is zo zwaar.” ”Och mens toch,” zei de vrouw van Willem Kristen, “onze pomp is kapot. Onze buur Jan Coppens heeft een heel goei.” Wij naar Jan Coppens. Daar was geen licht te bespeuren. “Die zijn weg,” zei de boer. Ik zei: “Die zitten bij de kachel en hebben de lamp uitgeblazen, dat doen ze bij ons thuis ook ooit.” De boer klopte aan. Frans Coppens, de zoon, kwam opendoen. “Zouden we alsjeblieft efkes de fietspomp kunnen gebruiken.” “Ga maar naar Willem Kristen.” “Daar komen we net vandaan. Die stuurde ons naar hier toe.” Riep Jan Coppens: “Geef die mensen de pomp. Ja, omdat ge er ene bent van Harriekes, anders willen we geen vreemde mensen rond ons huis.” “Bedankt Frans,” en wat een verschil, eerst voelde ik elke boomwortel die het paadje kruiste.

Willem van Stiphout, Uit ’n dagboek van een verhuizer (Oirschot, oktober 1984) 48-49.   

Willem van Stiphout, 13 jaar oud, zit achter op de fiets bij de boer uit De Donk, waar hij zal gaan dienen. Hij vertelt: Toen een blaffende hond erg dicht bij kwam, zei de boer: “Niet bang zijn, want deze heeft geen tanden.” Dat was de hond van de brugwachter. We passeerden een kroeg waar alle ramen en deuren open stonden en er kwam rook en muziek uit. Dat moest hij even horen, totdat er in de Zuid-Willemsvaart een stoomboot naderde, die alles verpestte. En maar weer aanfietsen. Ver links van de weg lag Boerdonk zei hij en de lampen in de verte waren van Van Thiels fabrieken. “Daar heeft Jef Huijbers, jouw stiefvader, ook ooit hard gewerkt,” zei de boer.

We reden over de brug door het schaars verlichtte dorp, De Donk. De torenklok sloeg acht keer. De mensen die op straat waren, organiseerden die avond een optocht. De jonge mensen trokken met een paar man ieder een boerekar en alle leden van de harmonie moesten er ook bij zijn. De boer legde uit dat de zoon van kolenboer Van Bree het uitgemaakt had, vlak voor het trouwen. Dat werd hem betaald gezet. Er was een lange rij karren getrokken door jongemannen. Een paar hadden er kaf op geladen en een kafmolen, die al het kaf rond zijn huis blaasde. Een andere kar had een grote ton met beer, dat met een gietklomp tegen zijn huis gegooid werd en dat allemaal onde leiding van de harmonie. Het was een gruwel hoe het er uitzag. En ‘de belanghebbende’ was natuurlijk thuis. Hij was gewaarschuwd; als hij niet thuis zou zijn, dan zou hij eerst gehaald en thuisgebracht worden. De koster had geweigerd de klokken te luiden. Geen veldwachter durfde op te dagen. Het werd ‘toffelen’ genoemd. Voor meer voorbeelden van het tafelen zie de kronieken van 1851 en van 1948.

Willem van Stiphout, Uit ’n dagboek van een verhuizer (Oirschot, oktober 1984) 50-52.     Willem van Stiphout, 13 jaar oud, diende in De Donk als knecht bij een boer. Hij vertelt: De eerste zondag van de maand dat ik daar woonde, reed ik met de fiets naar huis. Ik had dat rijwiel zelf in orde gebracht. Op de terugweg kwam ik in een diepe sloot terecht en helemaal kopje onder, helemaal onder de modder, met de kleren aan, waar vorig jaar een tientje voor betaald werd, en dan die pet met karton in de klep, waar ik altijd zo zuinig op was. Ik droeg die nooit als het regende, maar nu brak hij de val. Het was het stuur dat te vast zat, de roest was er nooit helemaal uitgekomen. Dat werd door de boer niet aangenomen. Bij de val, laatste donderdag, toen ik op de harde weg omviel met een kan half vol melk, had hij me lelijk aangekeken en gezegd: “Je moet nog leren fietsen. Het vel op je knie en elleboog komt er weer voor niets op”

Verteld door Janus en Dina van Nunen op 15 april 2007.   Janus van Nunen: “Cor Spruit kwam altijd karnemelk bij ons halen, dat was een echte molenaar. Als er harde wind stond, zette hij de molen met een ijzeren ketting vast. Een goeie vakman. Als de boeren kwamen, stond het meel de volgende klaar en netjes gemalen. Soms zei hij: “Haaw ‘t touw maar goewd vaast.” Daarmee werden de zakken omhoog getakeld. En dan liet hij ons mooi zachtjes naar de eerste verdieping stijgen. We gingen er graag kijken. Cor rookte piratensigaretten.” Dina: “Wij spaarden zilverpapier voor de missie. We gingen altijd zilverpapier zoeken bij de molenberg, van de sigaretten die Cor rookte. Hij rookte er veel. Cor was de echte mulder, niet Johan van Eert.”

 
Verteld door Janus en Dina van Nunen op 15 en 16 april 2007 en door Johan van Nunen op 3 juni 2007.   Janus: "Wij gingen vanaf Soffelt te voet naar school. In de zomer gingen wij tussen de middag altijd water drinken uit de put bij Januske van de Hurk (nu Meester van de Venstraat 8). Dat was heerlijk zuiver water." Johan van Nunen (een neef van Janus) vertelt: "Die put stond vlak achter de speelplaats van de school. We dronken het water uit de hak van onze klompen."

Dina: "Vaak liepen wij tussen de middag op en neer naar huis. We moesten om 2 uur weer op school gaan, maar pas om ½ 2 lieten ze ons bij ons thuis weer gaan, want we moesten tussen de middag thuis mee helpen, aardappels schillen of dorsen en zo. Soms, zo een keer per week, kwam Johan van Eert met zijn auto langs, die bracht zijn zoon Jan naar school. Dan mocht ik meerijden. Ons moeder was de vroedvrouw bij Dina de Mulder geweest."

Janus: "In die tijd had Soffelt wel kermis, maar Zijtaart nog niet. Daar deden we koekslaan, als je een peperkoek middendoor sloeg, dan mocht je hem hebben. Er was een danstent van Paashuis en de Kop van Jut. Kwaoi jong? Da was Tjeu van Tinus de Weuw, die heeft Van de Donk wel aan zijn oren geslagen. En Harrie van de Boom. En iets eerder was ook Hannes van Eert 'nne kwaoie, dat heb ik horen vertellen, dat was voor mijn tijd. Hannes van Eert had wel eens ruzie met van de Donk. Die sloeg hem met twee haand op z’nne kop. Er was iets van de brandspuit kwijt en van de Donk gaf de schuld aan Hannes van Eert. Harrie van de Boom heeft dat eens verteld."

Dina: "We gingen te voet naar school. Deden onderweg ‘klesse’ en achter de bomen doorlopen. Ik ging pas op mijn zevende naar school, want ons vader was toen net overleden. Soms bleef ik tussen de middag over bij Janusoom Biemans. Janus: "Ik bleef soms over bij Hannes Brand, die was getrouwd met Netta Pepers. Daarneven was Café Smits, dat waren kwaoi mennekes, daar hadden wij schrik van. Die deden dorsmachines maken en hadden een vrachtauto, die moest je starten door voor aan een slinger te draaien."

Gesprek met Doortje Brugmans - van Nunen op 3 juni 2007.   Doortje van Nunen – Brugmans: "De Smitjes? Dat waren harstikke goei mensen. Heel gistig (inventief). Ja, die dinne de schooljong voor de grap wel wat schrik aanjagen. Dat was goei volk, maar rauw, met klompen aan. Het waren drie ongetrouwde broers, Graard, Johan en Bernard. Hun zus Anna was getrouwd en zus Jet, ik weet niet meer of die getrouwd was. Binnen was alles zwart en smerig. Die hadden dorsmachines uitgevonden. Die werden aangedreven met een paard dat rondjes liep en een as aandrief. Via kamwielen en een band werd de dorsmachine aangedreven. Ze gebruikten later ook stroom (electriciteit). Graard viel een keer neer, nadat hij stroom gekregen had. Hij zag blauw, maar is toen wel bijgekomen. Achter het cafè was een klein kamertje, daar woonden ze. Later heeft Bert van de Zanden er nog gewoond. Het was een grote rauwigheid in hun werkplaats."

Gesprek met Johan van Nunen op 3 juni 2007.   “Jans van Jan van de Hurk (gedoopt op 29 maart 1888) was ongetrouwd en woonde bij haar zus Mie, die was getrouwd met Jan Adriaans. Op een keer ging Jans van de Hurk ’s morgens om half zeven naar de kerk. Ze had een poffer op. Jan Adriaans had veel hennen en hanen, en een haan was uit de kooi gevlogen. Jans wilde net naar de kerk gaan, toen vloog die haan in d’r muts. Ze kos toen niet naar de kerk. Jan Adriaans viet toen die haan, en trok er zo de kop af.”

'Zijtaart', 51.   In 1932 traden Toon van Sleeuwen en Driekske van de Ven toe tot het kerkbestuur. Toon van Sleeuwen bleef in die functie tot 1964 en Driekske van de Ven tot zijn overlijden in 1969.

Het vormselprentje is van Ties Habraken.   1932 Vormsel.jpg (189238 bytes)1932 Vormsel a.jpg (413904 bytes)Op 5 juli 1932 werd door monseigneur Diepen in Veghel het vormsel toegediend aan jongens en meisjes ook uit Zijtaart.

Verteld door Janus en Dina van Nunen op 15 april 2007.     Johannes ('de Rijke') van Nunen overleed op 27 september 1932 op 53-jarige leeftijd. Zijn dochter Dina: "Toen ons vader overleed was ik zes jaar en onze Johan zat in de zevende klas. Ome Janus van Nunen was voogd. Die zei: “Ge moet mar nie te naauw zien, ge kunt gerust nei machines kopen.” Dat hebben we toen maar gedaan. Graard van Doorn is drie jaar knecht bij ons geweest. Daarna hebben we nog twee jaar een arbeider gehad voor het zware werk, daarna konden we zelf thuis aan de gang."

1932.jpg (597473 bytes)Deze foto van zoontjes Janus (12 jaar) en Johan van Nunen (13 jaar) werd in 1932 door Toon de Koning gemaakt.

Interview met Johan van Sleeuwen op 1 maart 2007   Piet van Asseldonk werkte bij buurman Wilbert Thijssen. “Dè was ‘nne secure.” Als Piet met de hoogkar mest naar het land moest brengen, dan reed Wilbert met een kar eerst een karrespoor op het land dat Piet precies moest volgen. Wilbert had een vrijgezelle broer, Bert. Toen ze een keer rogge aan het binden waren, vroeg Wilbert: “Bert telt de stuiken eens.” Bert aan het tellen. Wilbert: “Hoeveel staan er?” Bert: “Honderd .. en … en..” Wilbert: “Ho maar. Ge twijfelt. Ge twijfelt. Vooraan beginnen!” (Een stuik was 6 gerven tegen elkaar gezet met een wis erom heen voor de stevigheid.)


Herinneringen van Graard van Eert verteld op 23 februari 2007.   Rond 1931-1933 gaf mijnheer Van Rooi (uit Sint-Oedenrode) landbouwcursus in Zijtaart. De cursus duurde drie winters. Eerst de voorbereiding, daarna de echte cursus. Doctor Dekkers, landbouwconsulent, nam in die tijd de examens af. Veel deelnemers haakten af, maar elf jongens doorliepen de hele cursus, waaronder Jan en Piet van Boxmeer. Ook Graard van Eert hoorde tot de geslaagden. Alleen Bertje Corsten was gezakt, ondanks dat Graard van Eert hem een beetje hielp bij het examen. Van Rooi gaf ook cursussen aan de Jonge Boerenstand en was jury bij stalwedstrijden en dergelijke.

Interview van zuster Theodosia van Asseldonk door Martien van Asseldonk op 4 november 2004.   Maria Odilia (roepnaam Miet) van Asseldonk werd op 29 april 1912 in Zijtaart gedoopt. Ze vertelde: "Toen ik van school af was, is mijn oudste zus Mie getrouwd met Hannes van Zutphen. En toen kregen ze na een jaar het eerste kind, Theo (op 19 april 1928). En toen ben ik daar gaan wonen. Toen was ik een jaar of 15, denk ik. En toen hebben ze elf kinderen gekregen. De eerste vier kinderen.... (geboren 1928-1932) toen heb ik daar gewoond en ik was er héél, héél erg graag. Maar toen moesten we van ons moeder wisselen. Toen moest ik in Eerde gaan werken. Daar woonde mijn andere zus. Met Harrie Vissers was die getrouwd. En ons Mien moest dáár naar toe. Want ons moeder die vond dat ik er té graag was. Ja, dat was vroeger, hè. Ik was er voort zo graag. Want zondagsmiddags, dan was het afwassen en dan ging je op de fiets naar huis, maar dan moest je 's avonds weer op tijd daar zijn om er te melken. Ja, ik was er graag, dat durf ik gerust te zeggen. Maar ja, die ouders zijn altijd bang dat je er té graag bent en dat hoefden ze helemaal niet te zijn, want Hannes van Zutphen was een mens uit honderden, hè... en ons Mie ook. Zodoende hebben wij geruild en toen is ons Mien daar gaan werken...."

Willem van Stiphout, Uit ’n dagboek van een verhuizer (Oirschot, oktober 1984) 50-52.   

In 1932 was Willem van Stiphout, 13 jaar oud, in De Donk als knecht bij een boer gaan werken. Hij vertelt: Op 8 oktober werd tegen mij gezegd dat ik mijn best had gedaan, maar dat ze een sterkere knecht nodig hadden. Ome Toon Langehuizen had gezegd: “Stuur hem maar gerust naar huis, want hij is wel wat minnetjes om 60 uur per week te werken.” Mijn kussensloop werd weer ingepakt, ook een boterham erbij en een rijksdaalder. Toen ik zei dat het toch 12 ½ gulden moest zijn, zei de boer: “Je vader kwam onverwacht onderweg een tientje te kort en dat gaf ik hem.” De hoop dat ik die oude fiets mee zou krijgen was ijdel. Te voet zou ik naar huis lopen, binnendoor over het Lijnt. Na een eindje gelopen te hebben, kon ik de achterkant van de boerderij nog zien waar ik een half jaar woonde en ik zag dat er weer meer stro uit het dak gewerkt was door de vele ratten. Eens had de boer kwaad gezegd: “Op een keer heb ik ze allemaal.” In het volgend voorjaar had hij wat hij wou, de boerderij brandde tot de grond toe af.

Het was een zandweg die door het Lijnt liep. Het was een streek waar niet veel door kwam. Jagers en stropers waren er deze tijd van het jaar. Er was geen pad voor fietsers. Toen er zware wolken kwamen opzetten ging ik vlugger lopen. Misschien kon ik dan net schuilen bij de familie Oppers. Anneke Oppers was een oud schoolvriendinnetje. Die had ik wel eens op de stang van de fiets geladen en toen over Zondveld omgereden naar huis. Ook wel eens met elkaar gestoeid, zomaar, niet wetende waarom. Ik was bijna nat toen ik hun open schuur inliep. Zij was net opgehouden met het harken van hun erf. Daar at ik mijn brood op. Ik gaf haar een stukje van mijn boterham. En over was de bui, zij ging verder met harken en ik vervolgde mijn weg. De mooie windmolen op Zondveld draaide hard. Hier en daar waren boeren bezig met grond op de ingekuilde bieten en aardappelen te zetten voor de komende winter. Wat zullen ze opkijken thuis, mij op een zaterdag te zien, en voorgoed ook nog.

Vader zei: “Geeft niks. Werk zat. Ome Toon wil jouw ook al enkele weken hebben.” Ik was inbegrepen in de laatste ruil. Vader kreeg van ome Toom een veel betere koe, en hoefde maar 50 gulden erbij te geven, als ik daar zes weken zou werken. Deze koe was geknieband: ze had een strak touw rond de horens en om de knie, zodat ze niet kon springen. Maar ze ging tussen de prikkeldraden heen en klemde een speen af. Veearts Van Aken uit Rooi zorgde dat het geen infectie werd. Maar het werd wel een driespeen. Het veefonds betaalde de waarde en de koe werd geslacht. De leden kregen dan vlees naargelang ze betaalden, wat weer afhankelijk was van hun aantal stuks vee. Hierna had ome Toon een kalfvaars voor ons, die we over drie weken konden melken. Dat ging prima, maar die koe kreeg een paar bulten aan weerszijden van haar kop, zo groot als een half ganzenei. Ik had de eerste bult, toen die nog maar klein was, aangewezen. Vader deed toen niets, maar later moesten de bulten door de veearts worden doorgesneden. We moesten elke dag spoelen met carbolwater. We hadden ook geen geluk. Op een morgen lag een koe dood in de wei. Er werd miltvuur vastgesteld en de koe moest ter plaatse verbrand worden. We groeven een diep gat en daarover assen van karren en daarop de brandstapel. We waren op die zondag uren bezig, want het moest direct gebeuren.

GA Veghel, inv. nr. 35, fol. 36v.   Het bestuur van de meisjesschool in Zijtaart vroeg geld van de gemeente om 7 oude schoolbanken te vervangen, en om er 3 bij te kopen vanwege de toename van het aantal leerlingen. Bongaerts stelde voor dat de gemeente de schoolbanken zelf zou leveren. Dat was niet mogelijk, het schoolbestuur vroeg om geld, niet om schoolbanken. Bongaerts verzocht vervolgens om bij de schoolbesturen aan te dringen op aankoop van de schoolbanken bij Veghelse meubelhandelaren. Nu worden ze elders gekocht. De burgemeester zei dat de banken waar het om gaat voor een deel al gekocht en geplaatst zijn omdat het nieuwe schooljaar op 1 april begonnen is.

Dit onlokte een heftig protest uit van raadslid Bongaerts. Hij verweet de burgemeester dat die dat niet heeft voorkomen. "Maar het komt van die zijde," zei hij, "en dan is alles goed. Het slaapt dan allemaal onder één hoedje. We kennen dat konkelen van den burgemeester wel. U zet de Raad maar opzij en houdt ons voor den gek." De burgemeester riep Bongaerts tot de orde en zei dat deze zich hier vormelijk heeft te gedragen en hem niet de schuld in de schoenen moet schuiven van iets, dat hij niet kan beletten en waartoe hij ook het recht niet heeft. "Het lid Bongaerts werpt daardoor een blaam zowel op mij als op de schoolbesturen, die daarvoor echter te veel te koop staan. In dit geval sta ik dus geheel buiten de kwestie en ik hoop dat de pers dit juist zal weergeven."

Er werd voorgesteld om het geld toe te staan voor de al gekochte banken en voor de overige banken aan de schoolbesturen te vragen om deze door bemiddeling van Veghelsche leveranciers aan te schaffen. Onder protest van Bongaerts en Bloem nam de raad dit voorstel aan.


Brabants Dagblad, 'Schrik voor aardbeving zit er al lang in', d.d. 19-04-1992, doc GAvB.   Op 20 november 1932 vond er een aardbeving plaats die ook in Zijtaart wat schade aanrichtte. De tekening hiernaast is van Bernard van Dam en laat de lichte schade zien aan 'de schoorsteen van het schoolhuis te Seitaart'. Het was de zwaarst bekende aardbeving uit de geschiedenis van Nederland. Over Uden schreef men: 'De bevolking rende, soms in nachtgewaad, de straat op! En toen na enkele minuten een naschok kwam, besloten velen die nacht niet meer ter ruste te gaan.'

BA, parochie Zijtaart.   Op 25 oktober 1932 verzocht Pastoor Kamp om het gehucht Heihoef en een klein gedeelte van Jekschot van de parochie Zijtaart af te scheiden en bij de nieuwe parochie van O.L. Vrouw van Lourdes te Ginderdoor (Mariahout) te voegen. De betrokken huisgezinnen komen dan één kwartier dichter bij de kerk te wonen. De nieuwe parochiegrens in het Oosten: vanaf de gemeente Lieshout, tussen percelen E1528 en E2381 door, vervolgens over het midden van de zandweg die 'den grooten karweg van Lieshout naar Veghel' doorkruist tot aan perceel E1442 en vanaf daar in een rechte lijn naar de grens van de gemeente Sint-Oedenrode. Op 10 november 1932 keurde de bisschop dit goed. De wijziging werd op 13 november 1932 in de parochiekerk van Zijtaart afglezen en ging in op de dag dat de kerk van Ginderdoor in gebruik werd genomen.

PA Zijtaart, brieven.   Op 25 oktober 1932 vroeg pastoor Kamp aan de bisschop om een bedrag van 100 gulden per jaar te krijgen uit de kerkkas in verband met de afstand van een deel van de parochie aan de parochie Ginderdoor. De Zijtaartse pastoor verliest daardoor inkomsten van de omgang van eieren, boter, rogge, jura stolae en een aandeel in het waslicht. Dit werd goedgekeurd.


BHIC, toegang 7698, archief van de gemeente Veghel.   De lijst van militairen uit Zijtaart van de lichting van 1932 die om vrijstelling verzochten:

Naam

Geboren

 

Ouders

Adres

Beroep

Vrijgesteld wegens:

Lambertus Corsten

31-3-1912 te Veghel

Antonius Corsten en Johanna Vereijken

Ouders: Zondveld G 107

landbouwer

broederdienst

Johannes Henricus van Eert

30-8-1912 te Veghel

Theodorus van Eert en Wilhelmina van der Sande

Ouders: Biezen G 138

landbouwer

broederdienst

Hubertus van den Hurk

30-9-1912 te Son

Adrianus en Johanna Maria Sanders

Ouders: Zijtaart G 34

landbouwer

broederdienst

Antinius Kweens

14-2-1912 te Beek en Donk

Christiaan Kweens en Johanna van den Elsen

Ouders: Zondveld G 100

onbekend

onbekend

Adrianus Arnoldus van der Linden               

20-6-1912 te Veghel

Antonius van der Linden en Hendrika van Weert

Ouders: Zijtaart G 16

landbouwers-knecht

broederdienst

Johannes Franciscus van Reijbroek

5-3-1912 te Veghel

Petrus van Reijbroek (overleden) en Catharina de Leest

Moeder: Biezen G 178

boekhouder

persoonlijke onmisbaarheid


 

Bouwstijlen - Thema's - Groei - Organisaties - Veldnamen
Afkortingen - Toelichting verenigingen - Toelichting Huizen - Toelichting Kroniek - Downloads