BHIC, Provinciaal bestuur, toegang 17, inv. Nr. 5583,
d.d. 30-8-1841 en 4-4-1842; ibidem, Gemeente Veghel,
toegang 7698, inv. Nr. 138 d.d. 14-8-1841. |
|
In 1838 was de verhoogde weg, of dijk,
door het Reibroek naar Zondveld aangelegd (nu deel
Pastoor Clercxstraat en Zondveldstraat). Hierdoor
vloeide het water vanuit Zondveld (nu straat
Krijtenburg) naar de bermsloot langs de
Zuid-Willemsvaart onvoldoende weg, en de akkers en
weilanden op Zondveld stonden vaak onder water.
In
de zomer van 1841 had het veel geregend en de boeren van
Zondveld hadden gedreigd een sloot door de weg heen te
graven. Om dat te verhinderen hielden enkele buurlui uit
de huidige Pater Vervoortstraat de op 4 augustus 1841 de
wacht. Dat waren Hendrikus Peter van de Ven (nu:
Pater Vervoortsraat 26), Dielis van Lith (op deze
site:
Pater Vervoortstraat B) en Cornelis Hurkmans (nu:
Pater Vervoortstraat 24). En jawel, laat in de
avond, tussen 10 en 11 uur, kwamen enkele buurlui uit
Zondveld met schoppen aanzetten. Dat waren de gebroeders
Gerardus en Godefridus, zonen van Lambertus van den
Braak, hoevenaar op de Zondveldsche Hoef (nu
Krijtenburg 11),
Leendert Leenders (nu
Krijtenburg 6),
Gerrit Kuijpers (nu
Krijtenburg 4A) en Henricus van der Loo (nu
Krijtenburg 13). Op de vraag van Seitert wat die van
Soffelt kwamen doen, antwoordden ze dat ze den dijk
kwamen doorsteken. Dit gebeurde vervolgens ook door de
eerste vier terwijl Henricus van der Loo ze aanmoedigde.
De bewakers keken machteloos toe.
De volgende dag rapporteerden de
bewakers het gebeurde bij de burgemeester. De
veldwachter kwam polshoogte nemen en zag in de dijk een
gleuf van 2½ el (meter) breed en 1 el diep, zodat het
water dwars door de weg stroomde.
De gebroeders Van de Braak werden in
staat van beschuldiging gesteld. Om hun zaak te
verdedigen schreven een aantal boeren van Zondveld met
de rentmeester van de heerlijkheid Jekschot een brief
aan de burgemeester. Ze schreven dat het water van
Zondveld vanouds door de grote Zondveldsche loop door
het Reibroek naar gehucht Sijtaart tot in de Bermsloot
der Zuid-Willemsvaart stroomt. Op de plaats waar twee kleinere lopen vanuit Jekschot in die loop uitkwamenhad oud-burgemeester Jacot het in de nieuwe dijk voor de
waterlossing een buisje heeft laten leggen, breed
binnenwaarts 42 duim, met een diepte van 31 duim, terwijl
de loop ter plaatse daar ter plaatse soms wel een breedte
heeft van circa zes ellen (meter) als er veel water is.
Door die veel te nauwe buis stopt het water op en staat
het water aan de kant van Zondveld soms wel een el (meter) hoog tegen
de dijk aan. De Soffeltse boeren vroegen om de sloten
uit te diepen en een brug in de dijk te maken.
De brief werd door een groot aantal
inwoners van Zondveld ondertekend: Peter Burgers, Willem
H. van de Ven, W. Oppers, Matheus Oppers, Hendriekkus
van Doren, D. J. Pepers, Jacobus van den Berg, L. van
den Braak, A. van Dinter, S. Verhulst, K. de Poorter, H.
v .d. B, Claas van Lieshout, Peter van de Rijt, J. van de
Heuvel, L. van den Hurk, Arnoldus van den Hurk, A.
Schepers, W.G. Vogels, G. van Berkel, C. van de Ven, H.
van Eert, J. van Hoof, G.P.K., J. van Hoeven, Johannes
van Hoeven, L. Lambers en E de Leest.
De Veghelse burgemeester Jan van den
Heuvel, gaf op 4 april 1842 een negatief advies om een
brug in de dijk aan te leggen. Het liep volgens hem
allemaal zo’n vaart niet. Het water kon door diverse
sloten voldoende afvloeien en kwam nooit zo hoog komt te
staan als die van Zondveld beweerden. De gebroeders Van den Braak werden in 1843 door de rechtbank in Den
Bosch veroordeeld.
|