Kroniek van het jaar 1787
R109, fol. 198v (15-2-1786) |
|
Op Pinksteren, 27 mei 1787,
kwam Annemie, dochter van Frans van der Heijden in
Veghel aan het Ven wonen, in een leegstaand huis van
Claas van Geffen. Ze was ongetrouwd en had een klein
dochtertje. De buurt was daar niet zo blij mee, want
Annemie had de naam een hoer te zijn. Ze was ook
hoogzwanger, wat ze overigens ontkende. De buurt kreeg
het bange vermoeden dat ze haar baby wel eens zou kunnen
doden. Het gerucht ging immers dat ze al eerder twee
baby's direct na de geboorte had gedood.
Op vrijdag 15 juni beviel Annemie. Aan het Ven stonden
de huizen kort bij elkaar en de buurvrouwen was niets
ontgaan. Ze hadden het kermen van de bevalling gehoord
en bovendien was Annemie plotseling veel dunner geworden.
Annemie ontkende gewoon dat ze bevallen was, en van het
kind geen spoor. Op maandag 18 juni trokken enkele
dienstmeiden uit de buurt de stoute schoenen aan en
gingen eens in het huis kijken, terwijl Annemie er niet
was. Ze zagen doeken met bloed en vuiligheid van de
bevalling in het stro van de bedstee. In een hoek onder
een kastje was gegraven. De dapperste pakte een tang en
stak er mee in de grond. Toen vonden de meiden het zo
griezelig worden, dat ze het huis uitstormden.
Hun avontuur deed de ronde in de buurt en op zondag 24
juni ging de huisbazin met enkele buurvrouwen het huis
in, omdat ze niet wilde dat er een kind in haar huis
begraven zou blijven liggen. Annemie was weer niet thuis.
Ze groeven onder de kast, maar vonden daar niets. Wel
vonden ze bij de stal een begraven rok met bloed, die
nog een stukje boven de grond uitstak.
Van het kind geen spoor, totdat buurvrouw Maria van Dijk
op 15 juli 1787 met enkele van haar kinderen langs een
slootkant elzenknoppen aan het zoeken was. Plotseling
zag ze een kinderhandje boven het water uitsteken. Met
een stokje ligt ze het armpje op, en zag toen een
schoudertje. Het kind was gevonden. De moeder van
Annemie van der Heijden verzuchtte over haar dochter
Annemie:
“Het is een
slegte doos, off een slegte gans, dat sij het niet in de
slip heeft gevat als een naikussen en in de rivier de Aa
geworpen, dan soude het te Veghel niet gestonken hebbe.”
Zie ook de attestaties van
1782-787.
|
II-E-7 (10-5-1787) |
|
Publieke aanbesteding grote en kleine boterwaag. Er
wordt geboden door Jenneke van de Broek weduwe van
Willem Otten, en door Hendrik van den Bosch. Het werk
gaat naar de laatste.
|
II-E-7 (12-9-1787) |
|
De schouw over de Aa geschiedt in Veghel traditioneel in
de laatste week van augustus of begin september. De
schouw werd gevoerd door Lambert van der Heijden, als
pachter van de houtschat. Dat gaat niet goed. Van der
Heijden heeft bij het voeren van de schouw van de Aa
overtredingen over het hoofd gezien en hele stukken van
de rivier overgeslagen. De rivier is grotendeels
ongeveegd gebleven en de rivier staat daarom hoger dan
normaal, terwijl ze in Heeswijk en Dinther water tekort
hebben. Hierover zijn klachten gekomen.
|
II-E-7 (20-9-1787) |
|
Op aandringen van de protestantse overheid verbieden de
regenten van Veghel het schieten op de papagaai en het
optrekken met vanen en trommen op de kermis. Tevens
wordt aanbevolen om op de Veghelse kermis geen peperkoek
te snijden of te hakken.
|
II-E-7 (10-11-1787) |
|
Omdat alle dorpspapieren in
de raadkamer liggen en men hoort dat er in Den Bosch
geplunderd is, en omdat men vreest dat dit ook op het
platteland kan gaan gebeuren, besluiten de regenten dat
de dorpspapieren in de kist (komme) in de kerk te
bewaard moeten worden.
Het betrof rellen tussen (veelal
katholieke) patriotten en (veelal
protestante)Oranjeaanhangers . In 1787 ontstond er in
's-Hertogenbosch een bloedig oproer tegen het
Oranjegezinde garnizoen. De koning van Pruisen maakte in
1787 een einde aan de opstand. Op tal van plaatsen
werdend aarna de ruiten van vooraanstaande patriotten
ingegooid. Het Bossche garnizoen beschadigde en
plunderde 872 huizen in de hoofdstad. Veel actieve
patriotten vluchtten naar Frankrijk.
|
|