Foto's Huizen Kroniek

Kroniek van het jaar 1686


R93, fol. 27 (2-1-1686), fol. 33 (25-5-1686)   Begin januari 1686 verdronk een vierjarig dochtertje van Daendel Jan Thijssen op de Heuvel. In mei verdronk de tienjarige Jantje Claesen in een kuil op het Veghels Broek. Voor details zie de attestaties van 1686.

 
BHIC, Raad van Brabant, toegang 19, inv. nr. 447, 134.  

Er zijn niet veel mensen die graag belasting betalen, en dat was vroeger ook al zo. Om van de problemen rond het innen van belasting af te zijn, werd die in de zeventiende eeuw door de gemeentes vaak verpacht. De pachters waren meestal mensen van elders. Zij hadden weinig consideratie voor geklaag over armoe (anders zouden ze er geld op toeleggen) en dat maakte hen weinig populair. In 1686 had Jan van der Achter de belasting op rundvee en akkerland gepacht in de gemeente Veghel. In de herfst van 1686 werd hij met zijn knechten Pieter Kempe en Pieter Versterre Veghel uitgeslagen. Uit het bewaard gebleven verslag:

Jan van der Achter was op 6 oktober 1686 met een kar naar Veghel gekomen. Tussen 3 en 4 uur ’s middags hadden ze in de herberg van Jan Willemse van Dijck, bijgenaamd Spaens Jan, met de vorster overlegd, zodat die bekend kon maken wanneer de boeren hun belasting moesten komen betalen. Toen ze rond een uur of 9 ’s avonds weer wilden vertrekken ontdekten ze dat hun paardentuig verdwenen was. Ze kochten en leenden nieuw tuig en spanden het paard weer voor de kar. Daarna liepen ze achter de kar Veghel uit, maar na nog geen honderd meter (‘een worp weegs’) werden ze opgewacht door een hoop volk gewapend met stokken, geweren en messen. Die meute viel hen aan onder het roepen van: “slaet, snijt, steeck, schiet doodt, wij sullen wel maecken dat gij lieden hier niet meer en sult comen pachten!” Jan van der Achter had een geweer bij zich. Hij werd besprongen en ‘met stocken moordadigh ter aerden neder geslagen’. Zijn geweer werd afgenomen en hij liep messneden op over zijn hoofd en keel. Ook Pieter Kempe werd flink toegetakeld met knuppels. Jan en Pieter hebben lang op bed gelegen om weer te herstellen. Enige tijd werd zelfs voor hun leven gevreesd.

De hoofddader was Wouter, zoon van Hendrick Cluijtmans, bijgenaamd de Rooie (geboren in Veghel op 5 juli 1660). Wouter was de slimste niet en een vechtersbaas. Voor een glaasje brandewijn was hij ook altijd bereid om ruzie te maken of met iemand met een mes te vechten. Die avond zat hij in herberg de Swaen in Veghel wat te drinken. Vier andere inwoners van Veghel vroegen hem om de pachters van de belasting een lesje te leren. Zijn moeder kreeg er lucht van en haalde Wouter van huis, maar daar werd hij weer opgehaald. Hij was erbij toen het paardentuig van de belastinginners in een sloot gegooid werd. Hij is met dat groepje de pachters gevolgd. Hij vocht met Jan van der Achter en nam hem zijn geweer af. Na afloop kreeg Wouter van enkele plaatselijke schepenen het verzoek om enkele weken uit Veghel te verdwijnen, omdat hij anders opgepakt zou kunnen worden. Zijn moeder vroeg en kreeg hiervoor 15 stuivers en een paar nieuwe schoenen voor Wouter.

De overheid stelde een onderzoek in en al snel viel de naam van Wouter Cluijtmans de Rooie. Wouter was inderdaad uit Veghel vertrokken, maar hij werd opgespoord, vermoedelijk omdat hij eind december in Hintham weer bij een ander gevecht betrokken raakte. Hij werd gevangen gezet en op 30 december 1686 ondervraagd.

Welke personen hebben je aangemoedigd om de pachters op 6 october te Veghel aan te vallen en te vervolgen?
Wouter: “Ik zat om een uur of 11 in herberg de Swaen te drinken met met Gijsbert Janse Smits, Hendrick Pieter Schoenmakers, Henrick Arien Daniels en Simon Lambert Dirckx Kleermaker, wonende aan deze zijde van de molen.”

Was er die avond geen heldere manenschijn, was het niet bijna net zo licht als overdag, zodat je iedereen goed kon zien.
Wouter: “Ja dat was zo.”

Was je dronken?
Wouter: “Nee, maar ik had wel wat gedronken.”

Was je vlak voor het gevecht niet door je moeder opgehaald, en later door genoemde personen weer van huis opgehaald?
Wouter: “Ja. Tijdens het gevecht kreeg ik een kogel van een geweer door mijn linkerhand. Ik zag dat Willem Peters een riek in zijn hand had en Henrick Arien Daniels een knuppel en ze hadden Lambert Dirckx neergeslagen. Ik sloeg de pachter die op mij had geschoten met mijn vuisten en samen met anderen heb ik hem met messen gesneden.”

Had je deze grauwe hoed die nu met een mes doorsneden die avond op? Wouter dacht dat hij een zwarte hoed heeft op gehad, maar toen hem de grauwe hoed werd getoond bekende hij dat deze het was. Hij zei dat hij na het gevecht zijn hoed voor 12 stuivers verkocht in Berlicum en een onderhoed aan een persoon in Erp.

Had jij geen mes bij je waarmee je sneed?
Wouter: “Nee, ik had mijn zijn mes voor 3 stuivers verkocht aan Aert Donckers in de herberg de Swaen.

Wie heeft het paardentuig weggehaald?
Wouter: “Dat heeft Gijsbert Janse Smits gedaan en hij heeft het samen met Henrick Peeter weggedragen. Ik zag dat ze het achter het huis van Spaens Jan in een sloot smeten. Ze zeiden tegen mij: “Als de pachters hier komen moet je erop los slaan.”

Heb je in de herberg Spaens Jan niet heeft horen roepen:  "Wij sullen die crauwers oft pachters wel leeren dat sij hier niet meer en sullen comen pachten." of dergelijke woorden?
Wouter: “Ja, dat heb ik gehoord. Ik heb daar in de herberg een pintje bier gedronken. Er was veel volk in de herberg en er was ook een man in het voorhuis aan wie de vrouw tabak gaf genaamd Pieter Leenderts. Toen de pachters de herberg uit ging heb ik hen gevolgd, en kort daarop is het gevecht begonnen.”

Wie liep er allemaal de pachters na?
Wouter: “Dat het waren Gijsbert Jan de Smit, Henrick Peeters Schoenmakers, Henrick Arien Daniels en Simon Lambert Dirckx. Deze vier vielen de pachters aan en ik hij stond achter een boom. Ik kreeg een schot van door mijn hand die ik om de boom had geslagen. Daarna kwam er een hoop volk op af en ik zag dat van de vier genoemde personen er eentje een mes en Henrick Arien Dierckx had een stok.

Heb jij niet heeft geroepen 'Steeck snijt, slaet, schiet doodt die crauwers oft pachters' ,of zo niet wie heeft dat dan wel geroepen?
Wouter: “Dat ik niet gezegd  en ook niet gehoord.” Wouter zegt dat hij niet weet wie het geweer van de pachter heeft afgenomen, wel dat Simon Lambert Dirckx met dat geweer was neergeslagen en dat de pachter toen riep: “Schelm, geeft het mes over.

Weer: h
ad je een mes bij je?
Wouter: “Nee, en ik heb niet gezien wie de pachters gesneden heeft.

Wie heeft Pieter Kempe neergeslagen?
Wouter: “Dat weet ik niet.” Wouter liet zich die avond verbinden door de chirurgijn. Daar zag hij dat Hendrick Arien Daniels door de hagel een gat boven zijn oog had en Hendrikck Peters Schoenmakers had zijn hand door de hagel verwond.

Werd je na het gevecht aangeraden uit Veghel te verdwijnen?
Wouter: “Jan Goortsen en Peter de Meulenaer vroegen me uit Veghel te gaan omdat ik anders gevangen genomen kon worden. Ze gaven me 15 stuivers en een paar nieuwe schoenen. Daarna ben ik 5-6 weken uit Veghel verdwenen. Tussendoor ben ik wel een paar keer stiekem ’s nachts in Veghel geweest.

Wouter vertelde dat hij een acht dagen geleden te Hintham in een herberg door een boer met een tang op zijn hoofd werd geslagen, en de snee op zijn hoofd heeft hij in Erp opgelopen, een souvenier van een zekere Donckers. Wouter zei dat hij wel vaker vocht als hij dronken was. Twee jaren geleden had hij op Erp kermis gevochten met de Erpse kleermaker Huijbrecht Jonckers. Wouter kreeg toen van Huibrecht een snede in zijn lijf. Drie dagen later kreeg hij in Erp aan de stok met Hendrick, broer van Huijbrecht Jonckers. Hij kreeg toen een mes in zijn buik, zodanig dat het vet eruit bleef hangen. Na dat gevecht ging Wouter ergens in een hooimijt slapen. Hij werd wakker, omdat het vet dat uit zijn buik hing, bevroren was. Wouter probeerde het vet terug te frotten, maar hij kon het niet meer in zijn buik krijgen. Hij heeft het vet toen met brandewijn gewassen en zo ontdooid en probeerde het opnieuw terug in zijn buik te stoppen. Toen dit niet lukte heeft hij het vet er maar met zijn mes afgesneden.

Ook Wouters moeder Anneke, weduwe van Hendrick Cluijtmans werd ondervraagd:

Had ze niet gehoord of gezien dat enige personen haar zoon uit de herberg van Spaens Jan haalde om de pachters  te achtervolgen?
Anneke: “Neen”.

Welke personen hadden haar zoon deze opdracht gegeven?
Anneken: ”Dat weet ik niet.”

Waren het niet Gijsbert Janssen, Hendrick Ariaen Daniels, Simon Lambert Dircks en Hendrick Peters?
Anneken: ”Dat weet ik niet.”

Heeft u uw zoon een half uur voor het gevecht niet uit de herberg gehaald?
Anneke: “Ja, ik heb hem uit de herberg gehaald en heb een mengelen bier voor hem betaalt, maar ik weet niet of dit een half uur voor het gevecht is geweest. Ik wilde dat hij naar huis zou komen, en ik weet niet waar hij naderhand heen is gegaan.

Welke personen heeft u in de herberg gezien?
Anneke: “Ik kende niemand van de aanwezigen. Ik zag mijn zoon bij de haard zitten, ik meen met de barbiers.

Heeft u niet gehoord dat Gijsbert Janssen tegen uw zoon zei: "comt met ons wij sullen die crauwers off pachters braef affslaen, als sij uijt Spaens Jans huijs comen sullen, dat sij hier niet meer en sullen comen pachten"?

Anneke: “Ik heb niets gehoord.

Is het waar dat Jan Goorts u geld heeft gegeven?

Anneke:””Ja, dat was bij het huis van Aert Donckers, op straat heb ik geen aalmoes ontvangen.”

Zag u in de herberg niet dat Willem Peter Teunis Haercks een riek in zijn hand had?
Anneke: “Ik weet verder niks van deze zaak af.”

Herbergier Jan Willemse van Dijck, alias Spaens Jan, en zijn vrouw Willemijn werden verhoord.

Heeft u in uw woning bij de pachter ook de volgende personen gezien: Wouter Cluijtmans den Roijen, Geijsbert Janssen, Hendrick Peeters, Henrick Ariaen Daniels en kleermaker Simon Lambert Dierckx?
Jan: “Ja, behalve Geijsberts Janssen, die was er niet bij. Ze kwamen niet eerder dan dat de pachters weggingen.

Is er achter jullie huis in de sloot het paardentuig van de pachters hebben gevonden?
Jan: “Ja, Henrick van Beeck heeft dat daar gevonden.”

Verder ontkennen ze veel vragen.

Verhoord werden ook Aert Donckers, oud 38 a 39 jaar, waard in herberg de Swaen en Anna Aert Donckers. Aert verklaarde onder andere dat hij Wouter twee maatjes brandewijn heeft gegeven en dat Peter Leenders deze heeft betaald.

Vervolgens worden verhoort Jan Goorts, 47 jaar, schepen te Veghel, en Peter de Molenaar.

Waarom hebben jullie Wouter den Roijen na zijn vechtpartij niet uit Veghel verbannen? En is het waar dat jullie hem enig geld hebben gegeven?
Jan Goorts: “Op verzoek van de moeder gaf ik wat geld, maar ik weet niet meer hoeveel. Ik gaf het bij haar huis en niet bij Aert Donckers huis.

Heb jij niet 15 stuivers gegeven voor een paar nieuwe schoenen voor Wouter om uit Veghel te gaan?
Jan: “Ik heb geen schoenen voor Wouter gekocht.”

Wordt verder ook nog gevraagd naar wat in de herberg Spaens Jan is gebeurd, maar weten zogenaamd van niets.

De 'belastingdienst' rekende Wouter zijn daad zwaar aan, omdat belastinginners ‘als heijligh moeten worden aengesien, en sonder welcke het gemeene landt niet en souden komen bestaen.’ Als dit ongestraft zou blijven zou er niemand nog belasting durven innen; het 'officie fiscaal' verzocht de overheid een voorbeeld te stellen. Wouter zou opgehangen moeten worden en zijn bezittingen zouden moeten vervallen aan de staat.

Zijn moeder, Anneken Wouters, weduwe van wijlen Hendrick Cluijtmans, stuurde in januari 1687 een smeekbrief naar Den Haag. Ze vroeg de overheid om te overwegen dat haar zoon ‘niet veel verstant oordeel, goede bequaemheijt off tusschen goet en quaet geen onderscheijt weet als andere menschen.’ Tegenwoordig zeggen we: om hem verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren.’ Wouter was eerder in het leger geweest, maar kapitein Raemaeckers had hem weer naar huis gestuurd, omdat met figuren als Wouter nu eenmaal geen oorlogen te winnen waren.

Bij het verzoekschrift zat een brief van de kapitein die bevestigde dat hij Wouter vanwege zijn onvoldoende verstandelijke vermogens uit de dienst had ontslagen. De smeekbrief werd ook vergezeld van een verklaring van enkele eerbiedwaardige oude mensen uit Veghel. Zij verklaarden ‘niet anders en connen oordeelen als dat hij de sneedighste nog de verstandighste niet en is, ende het recht gebruijck van sijn sinnen ende natuerlijck verstaent niet wel en is hebbende.’

Wellicht had deze brief wel enig effect. Wouter werd niet opgehangen. Hij werd met een strop om zijn hals door een beul gegeseld, waarna hij 5 jaren gevangen gezet werd in een ‘rasphuijs, om aldaer met sijne handen den cost te winnen.’ Daarna werd hij levenslang verbannen uit het hertogdom Brabant en de Landen van Overmaze.

 

Bouwstijlen - Thema's - Groei - Organisaties - Veldnamen - Attestaties
Afkortingen - Toelichting verenigingen - Toelichting Huizen - Toelichting Kroniek - Downloads